Mooie rondwandeling door het heuvelachtige gebied van Schinnen. Vanaf de parkeerplaats wandelt u naar buurtschap Thull alwaar de bekende Alfa-brouwerij is gevestigd. Vervolgens komt u in de buurtschap Wolfhagen, daarna Heysterbrug. Hierna komt u aan bij kasteel Terborgh waar u de pauze kunt houden en na de pauze wandelt u langs een oude carréboerderij, Stammenhof daterend uit 1772, weer terug naar het startpunt. Voordat u dit bereikt komt u ook nog langs de bekende stroopfabriek van Canisius.
Het startpunt is op de parkeerplaats van het NS Station tegenover Café ’t
Schöpke, Nagelbeek 4
6365 EK Schinnen
Pauzegelegenheid; Gasterij Kasteel Terborgh
Heisterbrug 119, 6365CC te Schinnen
+31 (0)46.443.4962
sjef@gasterij-terborgh.nl
www.gasterij-terborgh.nl
Schinnen (Limburgs: Sjènne) is een dorp in het zuiden van Limburg (Nederland). Het is de hoofdplaats van de gelijknamige gemeente Schinnen en telt ongeveer 3000 inwoners.
Uit Schinnen komt de stroop van Canisius en het Alfa bier, dat gebrouwen wordt in de buurtschap Thull. In Schinnen staat ook een kasteelhoeve, kasteel Terborgh. Daarnaast is Schinnen bekend door de eerste bokkenrijdersbende die hier ontstaan is in de buurtschap Wolfhagen, tegen de Putherberg.
Over de herkomst van de naam Schinnen bestaat weinig duidelijkheid. Er is gespeculeerd dat Schinnen een verbastering zou kunnen zijn van een oude Romeinse naam, namelijk die van de Sunici, een stam die door de Romeinen vanuit Germaans gebied naar deze streek zou zijn gebracht. De namen Schinveld en Schin op Geul, en mogelijk ook Schimmert, zouden eveneens naar deze stam kunnen verwijzen.
Een meer zakelijke en waarschijnlijk betere naamsverklaring is de volgende. Het betrof hier oorspronkelijk een waternaam, verwant met *skîn- ‘schijnen, schitteren’.
De volgende vrome overlevering mag alleen als curiosum worden vermeld. Zij wil doen geloven dat keizer Karel de Grote tijdens een van zijn trektochten was verdwaald. Plots zag hij in de verte een licht schijnen (Schinnen) en een licht schimmeren (Schimmert). Als dank voor het weer terugvinden van de weg liet Karel op de plek waar hij beide lichtverschijnselen waarnam een kapel bouwen.
Schinnen ligt in het dal van de Geleenbeek. Het dorp bevindt zich tegen de helling van een uitloper van het plateau van Doenrade. Deze uitloper staat bekend als de Moutheuvel. Enkele wegen vormen hier de oude toegang vanuit het beekdal naar het plateau.
Vonk (2012) heeft veel gepubliceerd over het ontstaan en de ontwikkeling van Schinnen. Het dorp Schinnen is in de Vroege Middeleeuwen ontstaan tegen de helling van de Moutheuvel als oud domeingoed. De Sint-Dionysiuskerk in het dorp dateert tenminste uit de Karolingische tijd en is als eigenkerk gesticht. De band tussen Schinnen en het kasteel Terborgh is oud en gaat mogelijk op de oude domeinorganisatie terug. Terborgh bezat aantoonbaar vanaf de dertiende eeuw een groot aantal laatgoederen in het dorp. In diezelfde periode gaat Schinnen deel uitmaken van het land van Valkenburg. Ook het huis Valkenburg bezit vervolgens enkele laatgoederen in Schinnen. Belangrijker is het gegeven, dat de heerlijkheid Schinnen leenroerig wordt aan het huis Valkenburg. Ook het leengoed Achter den Kerck in het dorp wordt een leengoed van Valkenburg. Het blijft eeuwenlang een belangrijk goed. Vanaf de veertiende eeuw ontstaan er verschillende laatgoederen van het kasteel Reijmersbeek in de dorpskom van Schinnen. Reijmersbeek behoorde niet tot de heerlijkheid Schinnen, maar wel tot de parochie van Sint-Dionysius. Aannemelijk is, dat in de twaalfde en dertiende eeuw vanuit Schinnen grote delen van het omliggende heuvelland werden ontgonnen. In die tijd ontstonden gehuchten als Wolfhagen , Puth en Hegge. Zij bleven tot de heerlijkheid Schinnen behoren. Ook ontstond in die tijd nabij het kerkdorp de belangrijke pachthoeve Krekelberg in buurtschap Krekelberg. Vanaf de zestiende eeuw blijkt het dorp Schinnen uit twee buurtjes te bestaan: ‘De Valderen’ rond de kruising van de Altaarstraat en Dorpsstraat en het buurtje ‘Achter den Kerck’ nabij de gelijknamige hoeve. Dit minuscule dorpje, dat kleiner was dan een gehucht als Nagelbeek, nam wegens haar religieuze functie een belangrijke plaats in binnen de oude heerlijkheid Schinnen. In de achttiende eeuw groeiden deze buurtjes rond de kerk aan elkaar vast en vond er uitbreiding plaats in de richting van het huidige Schuiteneinde.
In Schinnen stond tot medio 1993 nog een voormalige mijnschacht (schacht 4) van de Staatsmijn Emma. Deze schacht was gelegen direct naast de spoorlijn van Heerlen naar Sittard en de autosnelweg A76. De schacht is in 1956 in bedrijf gekomen en is vanaf 1963 enkel als ventilatieschacht in gebruik geweest. Op het terrein van Schacht 4 is tegenwoordig een Amerikaanse bevoorradingsbasis gevestigd, de United States Army Garrison Schinnen. De basis bestaat uit een winkelcentrum met grote supermarkt en kapper, sportcentrum, bowlingbaan, 2e hands winkel, postkantoor, tankstation, banken en een vestiging van Burger King .De voormalige mijnspoorweg liep van Brunssum, Hoensbroek en Nuth via Thull langs de Geleenbeek over het grondgebied van de gemeente Schinnen, en kruiste in Schinnen de Stationsstraat en de Veeweg via een ongelijkvloerse kruising. Ter hoogte van het terrein van Schacht 4 verliet de mijnspoorweg het grondgebied van de gemeente Schinnen en vervolgde haar weg via het grondgebied van de gemeenten Spaubeek en Geleen haar route naar de haven van Stein. Eind jaren '50, begin jaren '60 kochten de Staatsmijnen het gebied gelegen rondom de Muldermolen in de buurtschap Thull. In dit gebied was een oude molen gelegen en enkele boerderijen. Gedurende enkele jaren werd in dit gebied mijnslik en mijnsteen geloosd afkomstig van de voormalige Staatsmijn Emma in Hoensbroek. Nadat de mijnen waren gesloten was het terrein in handen gekomen van DSM en ontstond er een natuurgebied met zeldzame plantengroei. In de jaren '90 is het gebied overgegaan van DSM naar de gemeente Schinnen en is het gebied deel uit gaan maken van Landschapspark 'De Graven'. Dit heeft er onder meer toe geleid dat het hele gebied opnieuw werd ingericht met wandelpaden, het terugbrengen van de in het gebied stromende Geleenbeek in haar natuurlijke loop (gedurende de periode dat in het gebied mijnslik werd gestort, is de Geleenbeek gekanaliseerd en om het gebied heen geleid) en het aanleggen van een grote visvijver in het voormalige slik. Helaas heeft het mijnverleden ook schade aangebracht aan beeldbepalende oude panden, waaronder het monumentale Huis Hoen in de Altaarstraat. Het werd afgebroken in de jaren ’60, nadat het door mijnschade was verzakt.
Het gehucht Thull, gelegen ten zuidwesten van de Nederlands-Limburgse gemeente Schinnen, wordt vrijwel geheel omringd door heuvels, waarvan de Krekelberg de voornaamste is. De Geleenbeek vormt ook hier het dal en is omsloten door weilanden en, sinds enkele jaren, door de Mulderplas (een slikvijver die is ontstaan door het storten van slik uit de voormalige Staatsmijn Emma). Rondom de Mulderplas is in de loop der jaren een unieke flora en fauna ontstaan, die na de herinrichting van het gebied een grote prominente plek heeft gekregen in het Landschapspark De Graven. In Thull ligt een groot aantal boerderijen die in de oorspronkelijke staat bewaard zijn gebleven.
Alfa-Brouwerij
In 1870 stichtte Joseph Meens in Thull de Meens bierbrouwerij, die na vier generaties nog altijd in eigendom is van de familie Meens. Sinds de jaren '50 van de vorige eeuw wordt de naam Meens bier niet meer gebruikt en is vervangen door de merknaam Alfa bier.
Alfa Edel pils heeft een hoppige smaak, uitvloeiend naar een licht bittere opdrogende nasmaak.
Eigen bron
De huidige brouwerij is gevestigd in een fraaie hoeve, gelegen op één van de meest schilderachtige plaatsen van Nederland en slechts bereikbaar via kronkelige 'berg-weggetjes'. Deze locatie is niet bij toeval gekozen: in de nabije omgeving van de brouwerij ontspringt een bron op een diepte van 152 meter uit de kiezel-, krijt- en mergellagen. Uit deze bron komt zacht en zeer zuiver water voort, dat zonder voorbewerking voor het brouwen van het bier gebruikt kan worden. Een bijzondere eigenschap van het bronwater is dat het nitraatgehalte dusdanig laag is dat het praktisch niet kan worden gemeten. Deze waterbron levert al sinds de oprichting in 1870 het water voor het brouwproces. Op 22 maart 1993 werd de bron officieel erkend door het Nederlandse Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en voldoet hiermee aan de strenge bepalingen van het Natuurlijk Mineraal- en Bronwater-besluit. De bron is niet alleen één van de slechts 10 erkende bronnen die Nederland rijk is, maar tevens de enige officiële bron in Nederland waarvan het water gebruikt wordt voor de bereiding van bier. Uit de bron mag jaarlijks slechts een beperkte hoeveelheid water worden gewonnen. Om deze hoeveelheid te kunnen controleren maakt de brouwerij gebruik van genummerde sluitzegels. Met een aangepaste etiketteermachine worden de nummers met behulp van een speciale lasertechniek op de sluitzegels aangebracht.
Oprichting
De Alfa Brouwerij is in 1870 opgericht door Joseph Meens in de heuvels van het Zuid-Limburgse Thull. Alfa is één van de weinige brouwerijen in Nederland die nog geheel zelfstandig te werk gaat, en is niet afhankelijk is van een groot concern.
Slogan
Alfa is heel trots dat het bier uit uit Limburg komt, daarom gebruiken zij de Slogan: Het bier uit Limburg!
De buurtschap Wolfhagen is gelegen in de gemeente Schinnen en kenmerkt zich door een lintbebouwing. De straat Wolfhagen is gelegen in dit gelijknamige gehucht en vormt een verbindingsweg met de eveneens tot de gemeente Schinnen behorende plaats Oirsbeek. Het Fabritiushuis (17e-eeuws renaissancehuis) is een van de oudste monumenten binnen de gemeente Schinnen, en doet thans dienst als kantoorpand en woonhuis.
Bokkenrijders
Rond de 17e eeuw werden in Wolfhagen de eerste Bokkenrijdersbendes opgericht. Door armoede gedreven bundelden mensen van allerlei allooi hun krachten en formeerden groepen die vooral middels brandbrieven de gevestigde orde onder druk probeerden te zetten. De bendeleider van die eerste bokkenrijdersbende was Geerling Daniëls, die destijds in Wolfhagen woonde. Omdat de gevestigde orde de Bokkenrijders als criminelen bestempelde, werden velen van hen nadat ze gevangen waren genomen vastgezet in de kerkers van Kasteel Terborgh en na veroordeling terechtgesteld (opgehangen) in het nabijgelegen Danikerbos.
Wolfhagen was ook de plaats waar de bokkenrijders rituelen pleegden, getuige de volgende verklaring van een bendelid:
"dat hij de eed heeft gedaan in het boske achter Wolfhagen, toen aldaer een keertse (kaars) in een dode hand staande werd aangestoken en op een neusdoek op de grond gezet, en daar naast een dooske waarin een grote en een kleine geconsacreerde hostie, dat hij gedetineerde moest beloven van geen kameraden te beklappen waar het ook zo dat zij zouden gevangen worden en door de tortuur (martelen) daartoe gedwongen, ten dien einde God afzwerende en de Duivel toe, toen opstekende de twee voorste vingeren en de duim van de rechterhand en zo zij zouden gevangen worden en door de tortuur moesten bekennen en ter dood werden gebracht dat zij alsdan alles zouden herroepen."
Kasteel Terborgh, ook wel Huis Schinnen genoemd, is gelegen in het dal van de Geleenbeek nabij de buurtschap Heisterbrug, een deel van de Nederlands Limburgse gemeente Schinnen. Het kasteel en de naastgelegen watermolen zijn ieder een rijksmonument.
Het huidige kasteel Terborgh is een zeventiende-eeuwse gesloten hoeve die is opgetrokken uit vier bakstenen vleugels. Twee vleugels zijn voorzien van bakstenen topgevels van het Gelderse type, afgedekt met rollagen, welke echter in een bakstenen krul eindigen. Het kasteelterrein is voorzien van een gracht die gevoed wordt door de Geleenbeek. Voorheen lagen er grote visvijvers rond het complex. Het binnenplein is bereikbaar via de voormalige ophaalbrug naar het van een topgevel voorziene poortgebouw. De noordvleugel herbergt het herenhuis en de zeshoekige huiskapel die in 1625 werd ingewijd door de bisschop van Roermond. Van de oorspronkelijke inrichting van de kapel is tegenwoordig niets meer overgebleven. Het woongedeelte beschikt over een monumentaal trappenhuis met eikenhouten bordes en diverse stucplafonds. In de zuidvleugel is de kasteelboerderij gevestigd. Achter het kasteel ligt een terp of motte, waar metersdikke restanten breuksteen wijzen op de fundamenten van een oude woontoren.
Aan de voorzijde van het kasteel ligt aan een aftakking van de Geleenbeek de watermolen Terborgh of Borgermolen. Het huidige molenhuis stamt uit de achttiende eeuw en is voorzien van een vakwerkverdieping en een met pannen gedekt schilddak. De geschiedenis van de molen is veel ouder. De Borgermolen was de banmolen voor de inwoners van de heerlijkheid Schinnen. De voormalige watermolen was tot in de twintigste eeuw voorzien van een onderslagrad en werd aangedreven met behulp van een maalsluis. Eind negentiende eeuw was het molenhuis voorzien van twee waterraden. In 1888 werd één van de raderen verwijderd en in 1943 werd tenslotte het molenhuis geheel verbouwd tot woonhuis. In 1987 werd de molen gerestaureerd.
Waarschijnlijk mag Terborgh beschouwd worden als één van de oudste burchtterreinen van de huidige provincie Limburg. Er zijn vermoedens dat ter plaatse van het huidige kasteel Terborgh in de Romeinse tijd een ‘burgus’ of wachttoren heeft gelegen die de oorsprong vormde voor het ontstaan en de benaming van Terborgh. Wanneer het kasteel in 1285 wordt genoemd, bestaat zij uit een woontoren , gelegen op een kunstmatige verhoging (terp of motte), en een voorhof. Vonk (2009) ziet Terborgh als één van de nieuwe machtscentra die vanaf de elfde eeuw door de opkomende groep van milities of krijgslieden werden gesticht en waaraan in de loop van de tijd grote delen van het platteland leen- en laatrechtelijk verbonden werden. Het kasteel Terborgh bezat een eigen leenhof met tachtig leengoederen, die grotendeels in Schinnen lagen, maar waartoe eveneens de grote pachthoeven Ten Eijsden, Beekhoven en De Biesen in Geleen en Grijzegrubben en het kasteel Reijmersbeek te Nuth behoorden. Bij de beschrijving van 1285 behoort Terborgh aan Hendrik van Wijlre, heer van Schinnen. Hij verkreeg zowel Terborgh als de heerlijke rechten van Schinnen uit de erfenis van zijn ouders Alexander van Wijlre en Gerberga van Schinnen. Het kasteel is dan een leengoed van de prins-bisschop van Luik, terwijl de heerlijkheid Schinnen een leengoed is van de heren van Valkenburg. In 1294 zijn zowel Terborgh als de heerlijkheid Schinnen in bezit van Floris Berthout van Berlaer, heer van Mechelen, die het kasteel waarschijnlijk wegens een failliet heeft kunnen kopen. Tijdens zijn beheer wordt Terborgh, waarschijnlijk onder Brabantse invloed, aan het Luikse leenrecht onttrokken en aan het leenhof van Valkenburg opgedragen. Sophie Berthout en haar man Reinoud II van Gelre erven Terborgh en de heerlijkheid Schinnen, die daarop tot 1403 in handen van de graven van Gelre blijven. Zij worden in 1403 opgevolgd door de familie Schellart van Obbendorf. Zij zal tot 1795 eigenaar blijven van het kasteel Terborgh en de heerlijkheid. Onder Walraaf Schellart van Obbendorf werd de voorburcht van Terborgh verbouwd tot herenhuis. In 1625 werd de nieuwe kapel door de bisschop van Roermond ingewijd. In 1758 richtte Maria Ernestina Schellart van Obbendorf het monumentale hardstenen kruisbeeld op aan de ingang van het Terborgh met de inscripties: ‘SALVO FACLAS DOMINE SCHINENSES’ (Heer, bescherm de inwoners van Schinnen). In die periode fungeerde Terborgh als gerechtsplaats en gevangenis voor leden van de Bokkenrijdersbende. De laatste familietelg te Schinnen was graaf Adam Alexander Schellart van Obbendorf, heer van Schinnen, Geijsteren en Oostrum.
In 1804 erft Maria, rijksgravin von und zu Hoensbroeck de goederen te Schinnen en Geysteren. Zij huwde baron Caspar Carel de Weichs de Wenne en zij vestigden zich in Geysteren. Hun zoon, baron Clemens de Weichs de Wenne, gehuwd in 1844 met barones Emma Maria Francisca De Loë d’Imstenraedt, vestigt zich aanvankelijk op Terborgh. Vanaf 1850 woont ook hij te Geysteren. In 1853 worden kasteel Terborgh en de Borgermolen toebedeeld aan barones Theresia de Weichs de Wenne, gehuwd met baron Clemens De Loë, woonachtig in Troisdorff in Oostenrijk. In 1872 vestigde hun zoon Clemens De Loë jr. kamerheer van de keizer van Oostenrijk en gehuwd met gravin Eugenia von Golstein de Breihl, zich op Terborgh. Na het overlijden van de gravin keert De Loë in 1888 terug naar Oostenrijk. Terborgh blijft vervolgens tot 1918 onbewoond, terwijl de kasteelboerderij verpacht blijft aan leden van de familie Pijls. In dat jaar koopt George August Kesting, directeur van de Handelsvereiniging Reiss & Co. te Amsterdam, de helft van Terborgh. Het andere deel komt in bezit van Geert van Kooten Kok uit ’s-Gravenhage. In 1938 verkopen beide eigenaar hun aandeel in Terborgh aan de Amsterdamse civiel ingenieur Gerardus Smits, oud-directeur van de Deli Spoorweg Maatschappij in Nederlands-Indië. Smits restaureert in 1943 het in verval geraakte kasteel en de Borgermolen. In 1968 koopt de Gemeente Schinnen Terborgh en gebruikt het kasteel voor officiële ontvangsten en huwelijksvoltrekkingen. Een deel van de gebouwen en stallen doet dienst als jeugdtrefcentrum en gemeentelijke opslag. In 1989 verkoopt de Gemeente Schinnen Terborgh en de Borgermolen vervolgens aan antiekhandelaar Stassen. Momenteel is een deel van de gebouwen in gebruik als vakantieappartement. In de oude kasteelboerderij is tegenwoordig Gasterij Terborgh ondergebracht.
De Stammenhof is een grote bakstenen hoeve met binnenplaats gelegen bij Sweikhuizen in de Nederlands Zuid-Limburgse gemeente Schinnen. De hoeve is gelegen in het Stammenderveld ten zuiden van de weg van Sweikhuizen naar Puth en is gelegen aan de rand van het Stammenderbos boven op de helling.
De hoeve zou oorspronkelijk stammen uit de middeleeuwen. In 1696 brandde de toenmalige hoeve af. In de jaren die volgden werd de hoeve opnieuw opgebouwd. De sluitsteen boven de poort draagt het jaartal 1772.
Het gebouw is een rijksmonument.
Canisius is een stroopfabriek in de Limburgse buurtschap Nagelbeek, gemeente Schinnen die onder andere de bekende Rinse Appelstroop produceert.
In 1903 begon fruitteler Jean Canisius uit de buurtschap Nagelbeek met het stoken van stroop. Hiervoor gebruikte men fruit uit eigen boomgaard dat door beschadigingen als het gevolg van weersinvloeden niet meer geschikt was voor consumptie. In die periode waren meer stroopstokers actief in Limburg. Onder andere Solberg (stroop) in Puth-Schinnen en Sicof in Beek (Limburg).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden ook uit de Sint Dionysiuskerk te Schinnen door de Duitsers de klokken geroofd om die om te smelten tot oorlogswapens. Na de oorlog werd in Schinnen een inzamelingsactie gehouden voor de aanschaf van nieuwe klokken. Toen Jean Canisius de historische vraag "Jonge, wat kostte die dènger?" (Jongens, wat kosten die dingen?) stelde, hoefden de collectanten niet langer verder te collecteren, want de heer Canisius schonk maar liefst drie klokken.
Begonnen werd in Nagelbeek waar tegenwoordig in de oude stokerij een klein museum is gehuisvest. In 1956 werd begonnen met de bouw van de huidige fabriek gelegen aan de Borgerweg, naast de spoorlijn van Heerlen naar Sittard, die in 1958 in gebruik werd genomen en tegenwoordig nog steeds in gebruik is. Jean Canisius had maar één dochter, die trouwde met een Henssen. Sindsdien gaat de stroopfabriek door het leven als Canisius - Henssen. Tegenwoordig is het management van de stroopfabriek in handen van de heren J.P. Henssen, A.J. Henssen, M. Henssen en mevrouw J. Henssen. Canisius stroop exporteert naar Australië, Amerika, Zuid-Afrika en diverse Europese landen. Naast de bekende rinse appelstroop produceert het bedrijf ook perenstroop, appel/perenstroop en biologische stroop.
Tegenwoordig zijn er in Limburg niet veel stroopfabrieken meer. In 2003 vierde Canisius het 100-jarig bestaan, en werd de fabrikant van deze Limburgse lekkernij door Koningin Beatrix benoemd tot hofleverancier. Een titel die enkele jaren eerder ook werd verleend aan de Alfa bierbrouwerij in Thull. Canisius is nog altijd een familiebedrijf, en er werken 22 fulltime medewerkers.
Naast haar eigen merk produceert Canisius ook stroop voor de Aldi discountsupermarkten onder de merknaam Jopie Appelstroop. Op de blauwe fotobeker van de eerdere merknaam Collo, was een afbeelding geplaatst van een van de huidige directeuren, te weten Jean Piërre Henssen, die toen de foto gemaakt werd, eind jaren '60, zes jaar oud was.
Fotogalerie van de tocht
Kaart en hoogteprofiel van de tocht
Commentaren
GPS-tracks
Trackpoints-
GPX / Garmin Map Source (gpx) download
-
TCX / Garmin Training Center® (tcx) download
-
CRS / Garmin Training Center® (crs) download
-
Google Earth (kml) download
-
G7ToWin (g7t) download
-
TTQV (trk) download
-
Overlay (ovl) download
-
Fugawi (txt) download
-
Kompass (DAV) Track (tk) download
-
Pagina van de tocht (pdf) download
-
Origineel dossier van de auteur (gpx) download