zeer mooie fietsronde in het Middenlimburgse Maasplassengebied en aangrenzende Belgische Limburg. U start bij de kerk van Baexem aan de Kerkstraat. Onderweg zijn er meerdere pauzemogelijkheden zowel voor zelf meegenomen pcik-nicl aslmede restaurants.
U passeert achtereenvolgens vanaf Baexem: Grathem, Panheel (sluis), Ittervoort, Thorn (witte stadje), grens België Kessenich, Geistingen en Ophoven, veerpontje Ophoven (B) - Ohé en Laak (NL), vestingstadje Stevenweert, Maasbracht (jachthaven en sluizencomplex), Wessem, Heel (sluis), Horn (oud kasteel).
De Maasplassen is met haar 3000 ha het grootste aaneengesloten watersportgebied in Nederland. Het plassengebied is gelegen in Midden-Limburg, tussen verschillende dorpen en steden, waaronder Roermond, Maasbracht en Heel.
De Maasplassen zijn ontstaan door ontgrinding, voornamelijk in de 20e eeuw. Hierdoor ontstonden langs de rivier de Maas grote aaneengesloten plassen. De omliggende gemeenten maakten van de nood een deugd door er een recreatiebestemming aan te geven. Langs de plassen liggen diverse horecagelegenheden, jachthavens, dagstranden en campings. In de buurt liggen ook natuurgebieden zoals de Beegderheide en het Leudal.
Een archiefstuk van de Abdij van Thorn uit 1234 vermeldt voor het eerst de naam Graetheim. Maar er zijn aanwijzingen dat reeds in het jaar 984 een dorpskern was met deze naam.
"Graet" is afgeleid van de naam van een persoon (Gerardus) of van het Frankisch woord "Graet" waar de Franken een heuvelrug mee aanduiden. De tweede helft "hem" of "heim" betekent "huis" of "erf".
Grathem behoorde eeuwen lang tot het "Land van Thorn", dat naast Grathem bestond uit Thorn, Ittervoort, Beersel (B), Haler, Baexem, Oler, Ell en Stramproy. Het Land van Thorn was een klein Vorstendom met een Abdis aan het hoofd en een eigen rechtsgebied met tol en marktrecht. De Abdis had geen eigen leger en was voor bescherming aangewezen op de Keizer. Elk dorpskwartier had jaarlijks een vrijwillige bijdrage te leveren aan de Abdis, die middels een vergadering werd vastgesteld. Er moesten belastingen worden betaald in natura en vanaf 1613 kwamen er nog accijnsen op bier, wijn en brandewijn bij. Het Land van Thorn werd in 1795 door de Fransen opgeheven. De totale bevolking was nog geen 4000 personen, waarvan 395 in het dorpskwartier Grathem.
In 1818 werd Kelpen en Oler bij de gemeente Grathem ingedeeld. In 1991 is Grathem met de gemeenten Baexem en Heythuysen gefuseerd tot de gemeente Heythuysen. Deze gemeente telde circa 12.000 inwoners, waarvan ongeveer 1.800 in Grathem. Per 1 januari 2007 is, in het kader van de herindeling van Midden-Limburg, de Gemeente Heythuysen weer gefuseerd met de omringende gemeentes Hunsel, Haelen, Roggel & Neer tot de nieuwe gemeente Leudal.
De sluis Panheel ligt in het kanaal Wessem-Nederweert, CEMT-klasse II, nabij de plaats Panheel en heeft met bijna 8 meter het op twee na grootste verval van alle sluizen in Nederland. Het complex omvat twee sluizen: de oude sluis (gebouwd tussen 1925 en 1928) en de nieuwe sluis ernaast (gebouwd tussen 1986 en 1992).
De oude sluis is 153,00 m lang, 7,50 m breed en heeft een schutlengte van 145,00 m. De nieuwe sluis is 154,00 m lang, 12,60 m breed en heeft een schutlengte van 150,00 m.
De oude sluis (1928).
Een van de twee zichtbare spaarbekkens van de oude sluis. Links de sluiswand waarin onzichtbaar een spaarbekken is ingebouwd
De oude sluis is voor Nederland uniek in zijn soort. Naast de oude sluis liggen twee spaarbekkens en twee andere bassins zijn in de betonnen sluiswand uitgespaard, onzichtbaar vanaf de buitenkant. Deze vier spaarbekkens kunnen in tijden van waterschaarste wel tot 60 procent van het schutwater besparen. De werking ervan berust op het principe van de communicerende vaten. De vier spaarbekkens liggen op verschillende hoogtes, waardoor het mogelijk is om het water uit de sluis in etappes in de spaarbekkens op te vangen, om vervolgens het water in de sluis bij het vullen te hergebruiken.
De oude sluis is 11,5 m diep en heeft een gemiddeld verval van 7,7 meter. De sluis kan schepen tot 95 m x 7,25 m x 2,10 m schutten. In 1997 is de oude sluis, inmiddels een industrieel monument, geheel gerestaureerd.
Tijdens de bevrijding van Nederland aan het eind van de Tweede Wereldoorlog is er rond de sluis felle strijd geleverd tussen het Britse 1/7 bataljon Queen's Royal Regiment en de Duitse troepen. Op 14 november 1944 werd de sluis heroverd op de Duitsers, waarna de gemeente Heel en Panheel bevrijd kon worden. Ter herinnering hieraan bevindt zich op de sluis sinds 1996 een plaquette.
De nieuwe sluis (1992)
De nieuwe sluis waaraan van 1986 tot 1992 is gebouwd, is aanzienlijk groter dan de oude, waardoor deze geschikt is voor moderne binnenvaartschepen. Naast het sluiscomplex is een pompgemaal gerealiseerd. Twee elektrische pompen met een vermogen van 440 kW elk zorgen er eventueel voor dat het bij het schutten verloren gegane water wordt teruggepompt. De pompen hebben een capaciteit van 3m3/s. Elk uur dat één pomp actief is, wordt het kanaalpeil in het pand tussen Panheel en sluis 13 in de Zuid Willemsvaart, met gemiddeld 1 centimeter hoger.
Ittervoort is een kerkdorp in Midden-Limburg. Sinds 1 januari 2007 maakt het deel uit van de gemeente Leudal.
De naam "Ittervoort" verwijst naar de Itterbeek en naar een voorde waar de heirbaan Maastricht-Nijmegen de intussen drooggevallen Santforter Beek kruiste. Tijdens het ancien régime was Ittervoort een gehucht in het abdijvorstendom Thorn. Daarna werd het samen met de buurtschappen Santfort (gedeeltelijk) en Schillersheide een zelfstandige gemeente. De exclaves Groot-Beersel en Opwinkel werden in 1843 Belgisch. Op 1 juli 1942 werd Ittervoort bij de voormalige gemeente Hunsel gevoegd.
Wanneer men vanaf de Napoleonsweg het dorp binnenrijdt, passeert men de St.-Margarethakerk. De huidige eenbeukige kerk is in 1935 gebouwd naar een ontwerp van architect Joseph Franssen. De vorige kerk was een waterstaatskerk uit 1846 die op dezelfde plaats stond. In 1894 werd hier een toren aan gebouwd die deels behouden werd voor de huidige kerk.
Ittervoort ligt vlak bij de A2 tussen Weert en Echt. Tussen deze autosnelweg en het dorp ligt een bedrijventerrein van ca. 70 hectare.
Tijdens carnaval wordt Ittervoort omgedoopt tot Puinesjöddersland.
Thorn ( Limburgs: Thoear) is het eerste Nederlandse stadje (het kreeg in de 13de eeuw stadsrechten) op de westelijke Maasoever vanaf Maastricht. Het ligt bij het Belgische Kessenich. Ook heeft het als buurdorpen: Ittervoort, Panheel en Wessem. Voordat Thorn op 1 januari 2007 werd samengevoegd met de andere gemeenten Maasbracht en Heel tot de nieuwe gemeente Maasgouw was Thorn zelf een gemeente. Het staat bekend als het Witte Stadje vanwege zijn witte huisjes in het centrum. Op 1 november 2006 had de gemeente Thorn een inwonertal van 2594 mensen (bron: CBS) en een oppervlakte van 6,60 km² (waarvan 2 km² water). Op 1 januari 2013 had de kern Thorn nog maar 2392 inwoners (bron: Gemeente Maasgouw), een afname van maar liefst 202 inwoners (7,8 %).
Tot de ontginning in de tiende eeuw was het gebied rond Thorn heel moerassig. Aan de rand van dit moeras liep de Romeinse heirbaan van Maastricht naar Nijmegen. Omstreeks 990 werd op een hoogte, dichtbij de Maas, door graaf Ansfried, die getrouwd was met Hereswint (Hildewaris), een stift, klooster voor benedictaressen gesticht, de Abdij van Thorn. Dat klooster groeide uit tot een wereldlijk stift (een klooster voor adellijke dames) en een vorstendom, het Abdijvorstendom Thorn. Tot het Land van Thorn behoorden Thorn, Ittervoort, Haler, Grathem, Stramproy, Baexem en Ell. Veel woningen van deze Stiftdames zijn bewaard gebleven, zoals het uit 1648 afkomstige Huis met de drie kogels.
Volgens de legende lag er ooit tussen Thorn en Kessenich een legendarisch verdwenen stad met de naam Vijvere. Dat zou verzonken zijn als straf van God. Daar ligt nu het moeras het Vijverbroek.
Onder de Fransen kreeg Thorn zwaar te lijden. Toen kreeg Thorn ook zijn kenmerkende witte kleur. Nadat de adellijke dames gevlucht waren, voerden de Fransen een belasting in op basis van de omvang van de ramen. De arme bevolking, vaak wonend in grote panden, die voorheen hadden toebehoord aan rijke lieden, kon deze niet opbrengen. Om de hoogte van de belastingaanslag te beperken, metselde men de ramen dicht. Met het doel deze bouwsporen (“littekens van de armoede”) te verbergen, werden de huizen wit gekalkt. Door die witte huisjes en de rust van het dorpje werd Thorn al gauw geliefd bij kunstenaars en toeristen. In 1973 kreeg de oude kern van Thorn nationale erkenning en werd het aangewezen tot beschermd stadsgezicht.
Op Koninginnedag 2011, 30 april bracht koningin Beatrix en haar familie een bezoek aan Thorn. Dit bezoek werd gecombineerd met een bezoek aan Weert. Tot op de dag van vandaag (oktober 2012) is het te merken dat dit een toeristische impuls heeft achter gelaten.
De Sint-Michaëlkerk of Stiftskerk in Thorn is een parochiekerk waarvan de delen grotendeels uit de 14e eeuw stammen. Het was de stiftskerk van de Benedictijner Rijksabdij in Thorn. Het is een gotische kruisbasiliek met een oostelijke crypte onder de kruising en het koor. Er is een verhoogd "vorstinnekoor" in het zuidelijke dwarspand dat ooit dicht bij het paleis van de abdis lag. De onderbouw van de toren is een restant van het westwerk van de oudere romaanse kerk. Na de opheffing van het klooster in 1797 werd de oude parochiekerk gesloopt en nam de gemeente deze kerk in gebruik. De beroemde neogotische architect P.J.H. Cuypers restaureerde in de 19e eeuw de kerk. Cuypers liet de oostelijke kapellen slopen en verhoogde de toren. In de nabijheid van de kerk staat een Heilig Hartbeeld uit 1925.
De beide harmonieorkesten van Thorn genieten landelijke faam. In 1999 maakte Hans Heijnen voor de NPS de documentaire Bokken en geiten, over de rivaliteit tussen deze twee harmonieorkesten. In deze documentaire, die geheel in het lokale dialect is opgenomen, wordt indringend geschetst hoe deze rivaliteit het sociale leven in het dorp bepaalt.
Kessenich (Limburgs: Kèsing) is een dorp in de Belgische provincie Limburg en een deelgemeente van Kinrooi.
Kessenich is het meest noordoostelijke dorp van België. De grens met Nederland valt in het oosten samen met de Grensmaas en in het noorden met de Itterbeek. De deelgemeente omvat naast het dorp zelf de gehuchten "de Hoeven" (Schoolstraat), "de Schutteheide" (Drietak) en "de Schuttevendel" (Lakerweg). Ze worden in het algemeen aangeduid als "de Hees", het gebied waarin ze liggen.
Kessenich ligt in het dal van de Maas, maar de alluviale vlakte (plaatselijk "de Oo(h)é" geheten) beslaat slechts 40% van de deelgemeente. Met uitzondering van het waardevolle natuurgebied Vijverbroek is ze helemaal ontgrind, al is de grote Maasplas deels terug gedempt. Buiten de Maas stroomt ook de Witbeek door de Ooé, hoewel deze oorspronkelijk al vlakbij Houbenhof in de Maas uitmondde.
De overige 60% van de deelgemeente ligt op een hoog en droog zandgebied, dat van oost naar west "het Kessenicher Veld", "het Hoogveld", "de Hees" en "de Hezerheide" heet. Tijdens het Ancien Régime was dit een uitgestrekt heidegebied met vennetjes en kleine naaldbossen, gebruikt als gemene gronden. Dit werd vanaf het midden van de 19e eeuw ontgonnen en is tegenwoordig vooral in gebruik voor groenteteelt.
De naam "Kessenich" kan teruggebracht worden tot het Gallo-Romaanse Cassiniacum. Volgens Maurits Gysseling betekende dit "domein van Cassinius". Prof. dr. Albert Carnoy, lid van de Koninklijke Vlaamse Academie, dacht daarentegen dat het was afgeleid van cassanos, het Keltische woord voor "eik". Hij meende dit deels omdat de plaatsnamen Aldeneik en Maaseik op een oud eikenbos lijken te wijzen. In 1155 werd het dorp Casselin genoemd, wat doet vermoeden dat Casallum de eerste versie van "Kessenich" was.
In de 12e eeuw doken eveneens Cassenic (1155) en zijn verkorte vorm Kesnic (1102) op. Hierna verzachtte de eindklank tot Kasnech (1132) en Kessenich (1219). Op Franstalige kaarten bleef de harde eindklank echter gelden: Cessenic (1224), Kesnick (1754). In de 16e eeuw bestond ook reeds de benaming die heeft geleid tot het Limburgse Kèsing: Kessingen.
Kessenich is de oudste deelgemeente van Kinrooi. Het ligt strategisch op een uitloper van het Middenterras van de Maas, die zo'n 700 m uitsteekt in het overstromingsgebied van de Maas. De scheiding tussen het "Kessenicher Veld" en de "Ooé" maakt deel uit van de Horst van Geistingen. De plaatselijk 5 tot 8 m hoge steilrand werd duizenden jaren lang ingesneden door de Maas. Haar meest westelijke bedding liep door de Vilgerten, de Vuilbempden ("vuile gaarden" en "vuile beemden", beide benamingen verwijzen naar de verzuring die er optrad na overstromingen), de Schoor ("schor") en het Vijverbroek.
Sporen van prehistorische aanwezigheid werden aangetroffen op de Boterakker (een tijdelijk kampement) en op de Schuttevendel (een Gallisch grafveld). Onder de Romeinen kwam Kessenich te liggen aan de heirbaan Maastricht-Nijmegen. De benaming "Aan den/het Steenpad", net ten zuiden van de Bommesaar, verwees naar deze oude weg. Bij de grensovergang werd de heerbaan opgegraven, waardoor bleek dat ze er een breedte had van 12 m. Langs het verloop werden, bij de bouw van sporthal "de Dom", Romeinse catacomben gevonden.
Aan het einde van de 8e eeuw kwam de oude nederzetting langs de Kempenweg te liggen. Tussen Ittervoort en Thorn lag een asdonk (tolpost), die de heer van Kessenich in de 11e eeuw ophief. Doorheen de middeleeuwen was Kessenich een heerlijkheid, en lange tijd zelfs een rijksheerlijkheid. Mogelijk was het zelfs de hoofdplaats van Ansfrieds bezittingen in het Maasland.
De landsheren en -vrouwen bestuurden het gebied vanuit de burchten Den Berg en Borgitter. In de 17e eeuw werd Kessenich tot driemaal toe geplunderd. De plunderingen door de Brits-Hollandse troepen onder de hertog van Marlborough in 1702 liggen aan de oorsprong van de traditie jaarlijks een strooien pop te verbranden die "Malbroek" moet voorstellen (een traditie die ook bestaat in Stokkem en Eisden).
In de nacht van 7 op 8 december 1792 vielen de Franse troepen binnen. Na 1794 behoorde het Land van Kessenich tot het Departement Beneden-Maas. De grafelijke eigendommen werden in 1804 grotendeels verkocht aan Hendrik Josef Michiels van Kessenich. In 1812 kwam Kessenich te liggen aan de Venlosesteenweg.
Bij de splitsing van Limburg bleef Kessenich Belgisch, terwijl de gemeente Hunsel Nederlands werd. Er werden daarentegen enkele gehuchten overgedragen aan België, die in 1842 aan Kessenich werden toegevoegd Omdat de gemeente nu te groot geworden was, werd ze in 1845 gesplitst in drie delen: Kessenich, Kinrooi en Molenbeersel. In 1971 werden ze herenigd in fusiegemeente Kinrooi.
Van circa 1950 tot 2008 werd in Kessenich grind gewonnen. De grindlaag, in deze omgeving wel 10 m dik, werd afgezet door de Maas, die zich meermaals naar het oosten verplaatste. De uitgestrekte Maasplas getuigt nog van de grootschalige grindwinning, al is ze gedeeltelijk gedempt. Op een deel van de gedempte Maasplas wordt "Agropolis" ontwikkeld, een kenniscentrum voor tuinbouw, viskweek en duurzame energie. De rest van de plas zal een nieuwe bestemming krijgen voor watersport.
Ohé en Laak is een plaats in de Nederlandse provincie Limburg en was tot 1991 een zelfstandige gemeente. Daarna maakte het tot 2007 deel uit van de gemeente Maasbracht, die is opgegaan in de fusiegemeente Maasgouw. De woonplaats omvat eigenlijk twee afzonderlijke kernen, Ohé (660 inwoners) en Laak (220 inwoners), maar vormen samen van oudsher één gemeenschap.
Ohé en Laak behoorden oorspronkelijk tot Echt, maar gingen later over naar de heerlijkheid Stevensweert, totdat zij na de Franse tijd een zelfstandige gemeente gingen vormen. Hoe lang zij onder Stevensweert ressorteerden is niet duidelijk, in ieder geval reeds in de eerste helft van de 17e eeuw, toen de heerlijkheid in handen van graaf Hendrik van den Bergh was.
De gemeente Ohé en Laak kreeg in 1819 zijn eigen gemeentevlag. De graven Van den Bergh bouwden kasteel Walborg vlak aan de Maas te Laak. Bij het kasteel werd in die jaren het Sint-Annakapelletje bebouwd, waar de bewoners van het kasteel naar de kerk gingen. De kapel werd in 1896 afgebroken omdat de ligging ongunstig zou zijn geweest en werd vervangen door de huidige, gelegen bij de entree van Laak vanuit Stevensweert. De latere bewoner van kasteel Walborg, graaf Reinier Vincent van Hompesch, bouwde tussen Stevensweert en Ohé en Laak de Hompesche molen. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog raakte kasteel Walborg in verval en werd in 1992 de overblijvende ruïne opgeruimd. Alleen een kelder is bewaard gebleven. De stenen van de ruïne zijn hergebruikt in feestzaal 'de Ruïne', behorende bij 'Cafe Bongaarts'.
Ohé en Laak werden tot 1950 als twee aparte kernen gezien. Vanaf dat moment worden ze opeens als een kern gezien.
Ligging en vorming
Ohé en Laak ligt samen met Stevensweert gelegen op het Eiland in de Maas, een (voormalig) eiland tussen twee rivierarmen van de Maas, vlak ten westen van het stadje Echt. De oude rechterarm is de Oude Maas. Door zand- en grindafgravingen op diverse plaatsen op het eiland zijn er rondom het dorp verschillende plassen ontstaan, waaronder de Dilkensplas, de Schroevendaalse plas, de Teggerse plas en het meest recent de Molenplas. Tegenwoordig worden deze gebruikt voor waterrecreatie en als natuurgebied, waardoor de plaats vele toeristen trekt. Er bevindt zich een kleine jachthaven.
Laak bestaat geheel uit lintbebouwing, gelegen langs een weg die evenwijdig aan de Maas loopt. Ohé heeft zowel een gedeelte met lintbebouwing als een deel met geconcentreerde bebouwing, het dorp heeft daardoor de vorm van een '6'. Centraal in Ohé staat de parochiekerk O.L. Vrouw Geboorte uit 1867, een driebeukige kruisbasiliek in neoromanogotische stijl, de eerste in Nederland in deze stijl, naar een ontwerp van architect A.C. Bolsius, oud-leerling van P.J.H. Cuypers. De kerk is een Rijksmonument.
Ohé en laak kent thans nog een kasteel dat de naam Hasselholt ("Het Geutje") draagt, een naar verhouding klein kasteel met een markante Maaslandse renaissance gevel uit 1651. Hasselholt is het enige overgebleven kasteel van de drie die Stevensweert en Ohé en Laak kenden. Hasselholt is zeer waarschijnlijk gebouwd tussen 1500 en 1600 en wordt bewoond door Baron van Hövell tot Westerflier. Oorspronkelijk werd het opgetrokken in een laat-gotische stijl met hier en daar stukjes renaissance. Met de restauratie in 1970 is het behoorlijk opgeknapt.
In de buurt ligt ook "Huize Geno", een grote hoeve uit 1780-1788, gelegen op de hoek waar de weg naar Stevensweert afbuigt.
Stevensweert is een plaats in Nederlands-Limburg, in de gemeente Maasgouw, ongeveer in het midden van deze provincie.
Stevensweert ligt samen met Ohé en Laak op een eiland dat door twee (voormalige) armen van de rivier de Maas gevormd wordt, het "Eiland in de Maas". De hoofdstroom van de rivier, waaraan Stevensweert ligt, vormt hier de natuurlijke markering van de grens met België en wordt daarom ook wel Grensmaas genoemd. De andere arm is de Oude Maas.
Stevensweert is ook bekend om de Kantharos van Stevensweert. Dit is ook de aanduiding voor het gelijknamige Nederlands standaardarrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 19 juni 1959, N.J. 1960, 59. De kantharos is een zilveren beker van amper een halve kilo die juridische geschiedenis schreef. Hij werd verkocht voor 125 gulden, maar bleek later van onschatbare waarde, een archeologisch pronkstuk en hét voorwerp dat een kentering veroorzaakte in het leerstuk dwaling in het Nederlands recht. De beker is thans te zien in Museum Het Valkhof in Nijmegen.
Er wonen in Stevensweert ongeveer 1660 mensen.
Stevensweert hoorde bij het Overkwartier of Spaans Opper-Gelre. Het oorspronkelijke dorp werd tijdens de Tachtigjarige Oorlog door de Spanjaarden tot vestingstad omgebouwd. Om het plaatsje werd een aarden vestingwal met zeven bastions en vijf ravelijnen aangelegd. Stevensweert heeft tot op heden zijn zevenhoekige omtrek en geometrische stratenpatroon behouden. De originele vestingwal bestaat niet meer. Vanaf 1713 kwam Stevensweert samen met enkele ander gemeenten als Staats-Opper-Gelre aan de Verenigde Provinciën. In 2007 werd begonnen met de reconstructie van een klein deel van de vestingwerken aan de hand van historisch kaartmateriaal van een bastion, ravelijn en bijbehorende gracht noordzijde van Stevensweert.
In Stevensweert staat een windmolen uit 1722, de Hompesche Molen.
Een deel van Stevensweert is een beschermd dorpsgezicht. Verder zijn er verschillende rijksmonumenten.
In het in 1858 door de beroemde bouwmeester Pierre Cuypers ontworpen gemeentehuis is sinds 1983 het streekmuseum Stevensweert / Ohé en Laak gevestigd.
Het sluizencomplex Maasbracht ligt in het Julianakanaal, CEMT-klasse Va, ten westen van de plaats Maasbracht. Het sluizencomplex vormt de overgang tussen het Julianakanaal en de Maas. Het bestaat uit drie sluiskolken.
De sluizen hebben met 11,85 meter het grootste verval van alle sluizen in Nederland en hebben vanwege dat verval drijvende bolders. Het complex omvat drie sluizen met identieke schutkolken, met een lengte van 142,00 meter en een breedte van 16,00 meter.
Verlenging sluizen
Om grotere en langere schepen toegang te kunnen blijven bieden op het kanaal is eind 2006 besloten de oostelijke kolk tot 225 meter te verlengen. De vaarweg wordt geschikt gemaakt voor schepen met een lengte van 190 meter, een breedte van 11,4 meter en een diepgang van 3,5 meter. In juli 2008 is het werk gegund aan de Belgisch-Nederlandse aannemerscombinatie Besix/Mourik Limburg[3]. De aannemer voert de verlenging gecombineerd uit met de verlenging van de sluiskolken in Heel en Born en voert tenslotte ook groot onderhoud aan de complexen uit. De werkzaamheden in Maasbracht zijn in september 2009 begonnen en de officiële opening was op 26 november 2012.
Het Julianakanaal in Limburg voert een deel van het water van de Maas door. Het grootste deel van de scheepvaart dat via de Maas naar België vaart gaat door het Julianakanaal, dat begint als aftakking van de Maas ten noorden van Maastricht bij de stuw van Borgharen en eindigt ongeveer 36 kilometer verder bij het sluizencomplex Maasbracht.
Wessem (Limburgs: Wisheim of Wèssem) is een kleine stad in de gemeente Maasgouw, in de Nederlandse provincie Limburg met ruim 2100 inwoners. Zoals vele kleine plaatsjes in Limburg heeft Wessem een landelijk karakter en een rijke historie.
Wessem verkreeg in 1150 stedelijke rechten, die uiteindelijk zijn omgezet naar stadsrechten. Over wanneer Wessem precies stadsrechten verkreeg is niet helemaal duidelijk. Men mocht al snel een eigen munt slaan, dus wordt er veelal van uitgegaan dat Wessem al snel stadsrechten had. De voorzichtigere historici houden voor 1329 aan.
Wessem kent een rustiek verleden, hetgeen nog valt waar te nemen aan de vestingachtige opbouw en het stedelijke karakter van het oude centrum met een netwerk van straatjes, verhard met maaskeitjes. Een groot deel van de oude bebouwing is bewaard gebleven. Een bezienswaardigheid is het plein voor het voormalige gemeentehuis, nu een accountancy-kantoor, waarop met maaskeitjes het gemeentewapen van de voormalige gemeente Wessem is uitgebeeld.
Wessem was een zelfstandige gemeente tot de gemeentelijke herindeling van 1991, waardoor het tot de nieuwe gemeente Heel ging behoren, wat destijds tot groot verzet van de plaatselijke bevolking leidde. Sinds 2007 maakt het deel uit van de gemeente Maasgouw.
Wessem hoorde bij het Overkwartier of Opper-Gelre en was dus achtereenvolgens Spaans en Oostenrijks (of Belgisch). In de Franse tijd hoorde het ook bij het Belgisch departement van de Nedermaas.
Wessem was lange tijd het laatste dorp aan de maas voor de Belgische grens en had daarom een douane kantoortje voor de scheepvaart.
Wessem is gelegen langs de rivier de Maas, aan de linkeroever, tegenover Maasbracht. Ter hoogte van het dorp komen het Julianakanaal en het Kanaal Wessem-Nederweert uit in de Maas. Het dorp heeft een kleine haven, waar enkele bedrijven liggen, en een jachthaven. Ten noorden van Wessem ligt de Maasbrug, waarover de autosnelweg A2 en een weg voor langzaam verkeer lopen.
Wessem kent een aantal bezienswaardigheden, waaronder de St. Medarduskerk. Deze gotische kerk werd oorspronkelijk gebouwd omstreeks het jaar 946. Nadat de kerk in 1944 grotendeels verwoest werd, werd het in 1948-1949 weer hersteld. De toren werd in 1950-1951 enkele meters meer naar het westen en iets hoger herbouwd.
Iets ten noorden van het dorp, aan de overzijde van het Kanaal Wessem-Nederweert, ligt Pol, een groepje van vijftien huizen dat bij Wessem hoort.
Wessem had van 1954 tot 1998 een Groene Kruisgebouw. Na de sloop in 1998 werd het gebouw in het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem herbouwd.
Een deel van Wessem is een beschermd dorpsgezicht. Verder zijn er in het dorp verschillende rijksmonumenten.
Dankzij de ligging aan de grindplassen aan de Maas is het dorp betrekkelijk welvarend. Er wordt op grote schaal grind en zand geëxploiteerd, het is één van de grootste grindproducenten van Nederland. Verder zijn er steen- en (dak-)pannenfabrieken. De steenfabriek van Joosten heeft een blijvend landschapselement achtergelaten in de vorm van de "Koele van Joosten", een natuurgebied tussen Thorn en Wessem, waar een omvangrijke blauwe reigerkolonie haar thuis heeft gevonden.
Heel (Limburgs: Hael) is een van de oudste en grootste kerkdorpen in Nederlands Midden-Limburg en is onderdeel van de gemeente Maasgouw. Heel ligt op enkele kilometers ten zuidwesten van Roermond aan de Maasplassen. De plaats heeft circa 4000 inwoners.
Bij Heel horen de buurtschappen Osen en Pol en het gehucht Panheel. Van 1991 tot 2007 was het de hoofdplaats van de voormalige gemeente Heel en daarvoor van die van Heel en Panheel.
Heel heette in de Romeinse tijd Catualium. De belangrijkste straat, de Heerbaan, heeft zijn naam te danken aan de Romeinen. Indertijd was die weg onderdeel van de doorgaande route op de linker Maasoever tussen de hoofdplaatsen Tongeren en Nijmegen. De weg werd onder meer gebruikt door Romeinse soldaten. De plaatsnaam Catualium veranderde in de loop der eeuwen in Hathualium, Hethelium, Hethele, Hedele en in 1650 in die van Heel.[1] Van de Middeleeuwen tot 1795 was Heel een deel van het Prinsbisdom Luik. In de Tweede Wereldoorlog werd Heel op 16 november 1944 bevrijd door het Britse Leger dat op 14 november het Kanaal Wessem-Nederweert was overgestoken bij de sluis van Panheel. Vanuit Heel voerden de Britten artilleriebeschietingen uit op Roermond, dat tot 1 maart 1945 in Duitse handen zou blijven.
De Maasplassen spelen vanwege de waterrecreatie een grote rol in Heel. Het dorp wordt bijna volledig omringd door deze plassen, die in de tweede helft van de twintigste eeuw ontstaan zijn door grootschalige grind- en zandwinning. Aan de noordzijde bevindt zich de plas De Lange Vlieter, die als drinkwatervoorziening voor de regio dient. Aan de noordwestzijde is de Boschmolenplas en bestemd voor recreatie, met een park en vakantiehuizen. Aan de andere kant van de Rijksweg bevindt zich recreatiepark De Heelderpeel.
Heel heeft een aantal bijzondere historische gebouwen, waarvan de rond 1100 gebouwde toren van de St.Stephanuskerk één van de oudste is. De toren is waarschijnlijk in de 14e eeuw verhoogd en heeft in tegenstelling tot een groot aantal andere kerktorens in de regio weinig te lijden gehad tijdens de Tweede Wereldoorlog. Verder vindt men bij en in het dorp het 17e-eeuwse Huis Nederhoven (net voor de grens met het buurdorp Beegden) en het 17e-eeuwse Kasteel Heel, gebouwd op de fundamenten van zijn voorganger, waarvan de eerste vermelding uit 1264 stamt.
Gehandicaptenzorg
Heel staat bekend om zijn verstandelijke gehandicaptenzorg. In 1879 vestigden de Zusters en Broeders van de Heilige Joseph zich in Kasteel Heel en begonnen met de zorg. In 1910 verhuisden de mannen naar Huize St. Joseph (door Heeldenaren de Breurs - de broers - genoemd) elders in het dorp en bleven de vrouwen in het Kasteel dat Huize St. Anna werd genoemd. Voor kinderen werd in 1930 het internaat Klein Betlehem ingericht door de zusters Dominicanessen van het Allerheiligste. Tegenwoordig heet St Joseph Stichting Daelzicht en is St. Anna onderdeel van Koraalgroep. Klein Betlehem sloot in de jaren 80 van de twintigste eeuw. − In 2012 meldde het Openbaar Ministerie (OM) dat in de jaren 1952-1954 in het rooms-katholieke gesticht Huize Sint Joseph mogelijk 37 gehandicapte jongens zijn gedood door broeder Andreas en dokter Verstraelen. Het OM droeg echter geen juridisch bewijs aan. Volgens een onderzoek van Werkgroep Eerherstel uit 2014 zijn alle jongens een natuurlijke dood gestorven.
De ruïne van het oude klooster van St. Anna is tegenwoordig een bestemming voor onder meer urban explorers.
Horn (Limburgs: Häör) is een kerkdorp in de Nederlandse provincie Limburg. Het dorp maakt sinds 2007 deel uit van de gemeente Leudal, daarvoor behoorde het bij de gemeente Haelen en daarvoor (tot 1991) was het zelfstandig.
In 1102 wordt de plaats genoemd als Hurne. In diezelfde eeuw komen ook de spelling Hurnen, Hornin en Horne voor. De naam zou afgeleid zijn van de Germaanse naam Hornjôn, wat duidt op een hoek die wat hoger gelegen is in een moerassig land.[bron?] Sindsdien zijn er vele schrijfwijzen geweest, waarvan Horne lange tijd het vaakst voorkwam. Doordat de Hornse graaf Filips van Montmorency (1524-1568) in de aanloop van de Tachtigjarige Oorlog een belangrijke rol speelde, is de naam door geschiedschrijvers vaak vervormd tot Hoorne of Hoorn, wat tot de nodige verwarring heeft geleid met onder meer de Noord-Hollandse stad Hoorn, die verder niets met de graaf van Horne van doen heeft. In het Frans werd de plaats vaak Hornes genoemd. Tenslotte is de e weggevallen en heet de plaats tegenwoordig Horn.
Er zijn rond Horn sporen van prehistorische en Romeinse nederzettingen gevonden. In 957 is er sprake van Horn als zelfstandige parochie, en ook ergens in de 10e eeuw hebben de heren van Horn zich er gevestigd.
De plaats werd in 15e eeuw een eigen graafschap, dat van oorsprong bestond uit de dorpen Heythuysen, Roggel, Neer, Nunhem, Buggenum, Beegden en Haelen, Geistingen Ophoven en Horn zelf. Van het graafschap Horn kan men her en der sporen vinden, zoals het Kasteel Horn.
Leudal
Door de samenvoeging van de gemeenten Haelen, Heythuysen, Hunsel en Roggel en Neer is voor een groot deel het oude grondgebied van het graafschap weer samen onder één bestuur gekomen. De nieuwe gemeente heeft niet voor oude graafschapnaam gekozen — wat voor de dorpen Baexem en Grathem, eerder al bij de fusiepartner Heythuysen ondergebracht, alsmede voor Hunsel ook niet zou kloppen —, maar voor de naam Leudal.
Verdere informatie onder
http://www.vvvmiddenlimburg.nl/zien-en-doen/de-maasplassen-watersport-en-recreatie-limburgFotogalerie van de tocht
Kaart en hoogteprofiel van de tocht
Commentaren
GPS-tracks
Trackpoints-
GPX / Garmin Map Source (gpx) download
-
TCX / Garmin Training Center® (tcx) download
-
CRS / Garmin Training Center® (crs) download
-
Google Earth (kml) download
-
G7ToWin (g7t) download
-
TTQV (trk) download
-
Overlay (ovl) download
-
Fugawi (txt) download
-
Kompass (DAV) Track (tk) download
-
Pagina van de tocht (pdf) download
-
Origineel dossier van de auteur (gpx) download