Grensoverschrijdende fietsronde met start in Luyksgestel (NB) en aangrenzend Belgisch gebied waarbij u zowel door Belgisch Limburg fietst als door de kop van de provincie Antwerpen. Achtereenvolgens passeert u de plaatsen Luyksgestel, Lommel (bij grenspaal 191), langs het kanaal van Bocholt - Herentals, Witgoor, Postel en via Weebosch (NL) weer terug naar Luyksgestel.
U start op de parkeerplaats bij de kerk, Kerkstraat in Luyksgestel. Onderweg zijn voldoende horecagelegeheden.
Luyksgestel is een dorp in de Nederlandse gemeente Bergeijk, provincie Noord-Brabant. Op 1 januari 2007 had deze kern 2.987 inwoners.
Luyksgestel dankt zijn naam aan het feit dat het eertijds een enclave binnen de Meierij van 's-Hertogenbosch was die deel uitmaakte van het prinsbisdom Luik. Het heeft dus niet tot de Republiek der Verenigde Nederlanden behoord en er stond dan ook een grenskerk, die de Heikerk werd genoemd, en waar van 1648 tot 1672 de Bergeijkse katholieken konden kerken.
Gestel betekent hoog en droog gebied, terwijl Luyks betekent dat de plaats bezit was van het prinsbisdom Luik. In het begin van de 19e eeuw werd Luyksgestel een zelfstandige gemeente. Tussen 1815 en 1818 hoorde Luyksgestel bij het arrondissement Turnhout in de provincie Antwerpen. In 1818 werd Luyksgestel met Lommel geruild, zodat Luyksgestel bij Noord-Brabant kwam en in 1838, bij de Belgische afscheiding, Nederlands werd, terwijl Lommel toen bij België ging horen. In 1843 vond eveneens een merkwaardige ruil plaats, waarbij een spievormig deel van de Bergeijkse Heide, bij België kwam. Deze spie eindigde bij de zogenaamde Steen der Zeven Heerlijkheden, waar zeven verschillende gebieden bij elkaar kwamen. Als tegenprestatie werd een rechthoekig deel van de Bladelse Heide bij Nederland gevoegd, en wel bij de gemeente Bergeijk, die daardoor een grillige omtrek zou krijgen. In Bladel werd dit de pechstrook genoemd, want dit was nu geen grensgemeente meer en liep daarmee heel wat douane-inkomsten mis. De voormalige gemeente Luyksgestel werd in 1997 bij herindeling, samen met Riethoven en Westerhoven, opgenomen in de gemeente Bergeyk, die uiteindelijk Bergeijk zou heten.
In oorsprong is het dorp ontstaan als een dorp van landbouwers. Vanaf de 17e eeuw kende Luyksgestel ook reizende handelaars: de teuten. In de tweede helft van de 20e eeuw pendelden vele inwoners naar bedrijven in de wijde omgeving, terwijl ook het toerisme opkwam als bron van inkomsten.
Toch valt in een eerste kennismaking met Luyksgestel de kleine bewoonde dorpskern op met lintbebouwing aan de uitvalswegen. Het betreft de buurtschappen Boscheind, Rijt, en Sengelsbroek. Daaromheen vindt men de landbouwgronden. In het zuiden en zuidwesten zijn uitgestrekte bossen. In het Venakkerbos ten zuiden van Luyksgestel bevindt zich het hoogste natuurlijke punt van Noord-Brabant in het Venakkerbos. Dit is 44 meter hoog en ligt 100 meter ten noorden van grenspaal 191. De Gulbergen is met 75 meter hoger, maar is door mensenhanden gemaakt.
De Heilig-Kruiskapel aan de rand van het dorp is een fraai gelegen kapel uit 1727, waarin zich zowel oude als moderne kunst bevindt. De kapel is nog altijd in gebruik voor godsdienstoefeningen en als doop- en trouwlocatie.
De kapel wordt omgeven door een tuin waarin zich een openluchtaltaar bevindt zodat daar openluchtmissen kunnen worden gehouden. Van daar uit is er ook een fraai uitzicht op de windmolen en de kerktoren van Luyksgestel.
De Sint-Martinuskerk is een moderne kerk uit 1958, ontworpen door E. Nijsten. In het interieur van deze kerk zijn kunstschatten te vinden die deels uit de vroegere Heilig-Kruiskapel afkomstig zijn, zoals een houten kruisbeeld uit omstreeks 1500, een gepolychromeerd Mariabeeld uit 1650, afkomstig uit het Crijnskapelletje, beelden van Johannes en Elisabeth uit dezelfde tijd, een 16e-eeuwse piëta en een 18e-eeuwse gepolychromeerde beeldengroep van Sint-Maarten. Voorts een houten preekstoel uit 1843, die van 1958-1983 in de Sint-Janskathedraal van 's-Hertogenbosch heeft gestaan.
Naast de kerk bevindt zich de pastorie, die boven de ingang een beeld van de Heilige Agnes heeft.
De Oude toren van de in 1958 gesloopte kerk is blijven staan in de nabijheid van de moderne kerk. De kerk was na de brand van 1840 herbouwd en men vermoedde niet dat deze nog gotische resten zou bevatten. De 15e-eeuwse toren in Kempense gotiek heeft vier geledingen. Ze is voorzien van een traptorentje. De funderingen van de vroegere kerk zijn in de bestrating zichtbaar gemaakt. Opgravingen hebben resten aan het licht gebracht van de voorganger(s) van de gotische kerk: een vroeg-middeleeuws houten zaalkerkje.
Crijnskapelletje of Kleine Kapel, is een 18e-eeuws kapelletje dat is gebouwd door het echtpaar Krijten dat, naar verluidt, de wens om een kind te krijgen verhoord zag. Vermoedelijk echter is hier een kind te vondeling gelegd. Dit zou in 1771 gebeurd zijn. Het is een bakstenen gebouwtje met zadeldak. Erachter staat een oude Linde.
Van het voormalige Sint-Luciaklooster aan de Kerkstraat, nu een bejaardentehuis, is onder meer de kapel en een deel van de binnentuin bewaard gebleven. In de binnentuin bevindt zich nog een Lourdesgrot.
In het laatste stukje grens in Limburg passeren we de grenspalen vanaf GP187 tot GP 194 in Lommel. Het betreft enkel nog een stuk grens tussen Lommel( B) en Luyksgestel (NL). Deze grens is ook vaak een twistpunt geweest. Door het verdrag van Fontainebleau in 1785 behoorde Lommel tot de Republiek der Nederlanden en Luyksgestel bij het Prinsbisdom Luik. De naam zegt het zelf. Tijdens de Franse overheersing zijn Lommel en Luyksgestel tegen elkaar geruild in 1807. Luyksgestel lag helemaal als een enclave in Nederland. Er was één punt van contact in de volksmond genoemd "schoingars” of beter gekend de steen van de 7 heerlijkheden.
Lommel is een plaats en een stad in de Belgische provincie Limburg. De Kempense stad telt zo'n 33.000 inwoners en behoort tot het kieskanton en het gerechtelijk kanton Lommel-Neerpelt.
Naast woonkernen kent de stad Lommel ook een aantal natuurgebieden, zoals het natuurgebied De Watering, de Lommelse Sahara, en talrijke bossen en heidegebieden. Lommel is de derde winkelstad van Belgisch-Limburg met een handelscentrum en het winkelcentrum De Singel. Van belang is het zilverzand dat hier gewonnen wordt ten behoeve van de glasindustrie. Sommige zandwinningsgroeven zijn getransformeerd in natuurgebieden en recreatieterreinen, waaronder de Lommelse Sahara.
De stad Lommel ligt op de waterscheiding van de stroomgebieden van Schelde en Maas, en binnen deze stroomgebieden van Nete respectievelijk Dommel.
Het Kanaal Bocholt-Herentals (ook wel Kempisch Kanaal of Maas-Scheldekanaal genoemd) is een kanaal in België dat de Zuid-Willemsvaart te Bocholt met het Albertkanaal te Herentals verbindt, over een afstand van ruim 60 kilometer. Het is een van de zeven Kempische kanalen tussen de Maas en de Schelde.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde het kanaal een strategische rol als springplank voor de grondtroepen van de Operatie Market Garden.
Het kanaal Bocholt-Herentals is deel van de Schelde-Maas-Rijnverbinding die Napoleon Bonaparte wilde bereiken met zijn Grand Canal du Nord, waarvan echter slechts de gedeelten Lommel-Beringen en Venlo-Neuss met het voedingskanaal Lanaken-Lozen (de huidige Zuid-Willemsvaart) werden voltooid.
Om het Luikse industriebekken te ontsluiten via de haven van Antwerpen was de Maas-Scheldeverbinding echter nog steeds belangrijk. Via het Verdrag van Fontainebleau werd Lommel tegen Luyksgestel uitgewisseld, waardoor de aanleg van het kanaal mogelijk werd. Die begon in 1843 onder leiding van ingenieur Kümmer en was binnen drie jaar voltooid. Het kanaal sloot aan op de Zuid-Willemsvaart bij Bocholt en op de gekanaliseerde Nete bij Herentals. Met het Maaswater uit het kanaal werden de droge Kempen bevloeid.
In 1928 werd het kanaal verbreed en verdiept. Hierbij kwam spriet naar boven, een goedkope brandstof, die in de Tweede Wereldoorlog zeer geliefd was. De rol als verbinding tussen de Maas en de Schelde zou vanaf zijn ingebruikneming in 1940 grotendeels overgenomen worden door het Albertkanaal dat een kortere en snellere verbinding met grotere capaciteit biedt. Industrie aan het kanaal: onder andere de zinkfabriek van Umicore (Union Minière) in Overpelt uit 1888.
Witgoor is een gehucht in de Belgische gemeente Dessel in de provincie Antwerpen. Het ligt een tweetal kilometer ten oosten van het centrum van Dessel.
Ten zuiden loopt het Kanaal Bocholt-Herentals, ten oosten het Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten.
Witgoor is een van de oude gehuchten van Dessel. Naast deze naam kwamen in de 17de en 18de eeuw ook namen als op 't eynde en Hertveken voor. Op de Ferrariskaart uit de jaren 1770 is de plaats aangeduid als het gehucht Witgoeir, dat via lintbebouwing al met het centrum van Dessel was verbonden. Witgoor groeide uit rond de 17de-eeuwse kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Gedurige Bijstand.
Halverwege de 19de eeuw werden in de buurt de diverse kanalen gegraven. Een kleiner afwateringskanaal was de zogenaamde "Collateur van Arendonk", in Dessel ook "De Gracht" genoemd, ten westen van Witgoor. Dit kanaal vormde een grens tussen het centrum van Dessel en Witgoor.
In de 20ste eeuw kende Witgoor een sterke bevolkingstoename en het gehucht groeide uit, vooral in oostelijke richting. Witgoor werd in 1932 een kapelanie die door de Abdij van Postel werd bediend. Er werd een kerk, een klooster met meisjesschool en een gemeentelijke jongensschool gebouwd en in 1958 werd Witgoor een zelfstandige parochie. De oude kapel in het westen van het gehucht lag zo zelfs buiten de parochie en werd door bouwactiviteiten in 1968 afgebroken.
Postel is een gehucht van de Kempense gemeente Mol, in de Belgische provincie Antwerpen. Postel dat tegen de Nederlandse grens gelegen is - de afstand tot het Nederlandse Reusel is daardoor kleiner dan de afstand tot het centrum van Mol - heeft een oppervlakte van 44,43 km² en telt 210 inwoners (31 december 2010). Binnen de gemeente Mol is het daarmee het gehucht met de grootste oppervlakte en met het geringste aantal inwoners.
Het gehucht bestaat voornamelijk uit bossen, natuurgebieden en grote landbouwbedrijven waarvan er enkele gespecialiseerd zijn in het telen van graszoden.
Postel is voornamelijk bekend om zijn Norbertijner abdij. Deze abdij van Postel was van 1138 tot 1613 een priorij die onderhorig was aan de abdij van Floreffe. Daarna werd het een zelfstandige abdij. In de Franse tijd werd de abdij gesloten. Vanaf 1797 was het complex enige decennia privébezit, tot er in 1847 besloten werd om het aan de kloosterlingen terug te geven. In dat jaar keerden dan ook de Norbertijnen terug.
De abdijkerk dateert uit de 12e eeuw. Deze werd oorspronkelijk gebouwd in romaanse stijl met enkele latere gotische toevoegingen. De toren is gebouwd in Barokstijl.
De Abdij van Postel is tenslotte sinds 1960 bekend om het gelijknamige bier, dat overigens in Opwijk wordt gebrouwen. Van 1611 tot ongeveer 1943 werd, met tussenpozen, in de abdij bier gebrouwen voor eigen gebruik. Ook een kaas is naar Postel genoemd.
Toen Mol, Balen en Dessel aan de abdij van Corbie werden geschonken, was Postel daar niet bij inbegrepen. Het is bekend dat Postel in de 12e eeuw in handen was van ene Fastradus van Uitwijk. Deze schonk in 1130 een-derde deel van zijn bezit aan de Abdij van Floreffe. De monniken brachten het gebied in cultuur en stichtten in 1138 de Priorij van Postel, die in 1621 een autonome abdij werd. Toen in 1648 de scheiding der Nederlanden geformaliseerd werd, was Postel nog betwist gebied. Pas in 1785 kwam Postel definitief bij de Oostenrijkse Nederlanden. Spoedig kwamen nu echter de Fransen.
Het abdijbezit werd in 1797 onteigend en het gebied bestuurlijk bij de gemeente Mol gevoegd. Het uitgestrekte grondgebied werd verkocht aan particulieren. Koper werd Petrus de Meulenaar uit Antwerpen. Deze man profiteerde van de situatie en werd als zwartkoper gekenschetst. Hij liet diverse kerken slopen en kocht van de opbrengst weer nieuwe bezittingen uit door de Fransen verbeurd verklaarde goederen. Hij bewoonde een tot herenhuis ingericht deel van de voormalige abdij. Toen de Norbertijnen hun klooster weer terug wilden zette De Meulenaer het goed in 1834 te koop, maar nu voor een veel hogere prijs dan waarvoor hij het had gekocht. Aldus verkocht De Meulenaar in 1840 het grondbezit aan ene G. de Malpertus, wat een schuilnaam was voor de Franse priester Joseph Hippolyte Guanihl. Deze wilde het klooster schenken aan de paters, als dezen zijn ontginningsplannen zouden steunen. Als geldschieter werd de douarière Chs. Le Candèle de Gijseghem gevonden en aldus werd de Société civile pour l'exploitation agricole de la Campine opgericht. De priester had echter niet genoeg geld om de aankoop te verrichten en in 1844 werd De Meulenaere weer eigenaar van Postel.
Een Belgisch-Britse onderneming, de Société anglo-belge sous la raison C. van de Walle et C° wist, samen met de schenking van de douarière, genoeg geld bijeen te krijgen. Na onderhandelingen met de douarière en haar dochter Elisabeth kregen de paters in 1847 hun klooster en 100 ha heide terug. In 1851 werd de grondmaatschappij ontbonden en bleef het centrum van Postel eigendom van de familie De Gijseghem. Op 30 september 1858 kocht Elisabeth ook het zuidoostelijk deel van het gebied, en in 1865 stond zij haar gebieden af aan haar neef, baron Stanislas de Broqueville. Het overige deel van het gebied Postel kwam aan Filips van België.
Stanislas werd kasteelheer van Postel en liet dan ook een kasteel bouwen, eigenlijk een herenhuis, gelegen tegenover de abdij. Stanislas' zoon Charles werd een beroemd staatsman. Tegenwoordig (2010) is Robert de Broqueville kasteelheer van Postel. Op het kerkhof van Postel bevindt zich een grafkelder van de familie De Broqueville. Het grootgrondbezit in dit gebied valt af te lezen uit de grootschalige bos- en landbouwpercelen in dit gebied, dat eens een heideveld was.
De monniken staken turf, waarvan nog tal van turfputten getuigen. In 1917 begon de Duitse bezetter met turfwinning voor de productie van turfstrooisel voor hun paarden. Hoewel men in 1919 nog geprobeerd heeft turfchemie te ontwikkelen, werd later het gebruik van turf voor tuinaarde dominant. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd er wel 100 kton per jaar bruto gewonnen en werkten er ongeveer 350 mensen. Ook na de Tweede Wereldoorlog ging de turfwinning door, en wel voor tuinaarde, inpakmateriaal en strooisel voor kippenhokken. In de jaren '70 van de 20e eeuw werd de turfwinning gestaakt.
Ongeveer 2 km ten oosten van Postel heeft een steenoven gestaan waarvan nu nog slechts enkele leemputten overgebleven zijn. In de afgelegen huisjes ter plaatse, waar zich ooit een herberg bevond, werd in de Franse tijd door de pastoor van Reusel wel eens clandestien de Mis gelezen voor de bewoners van Postel. In 1830 drongen hier Nederlandse soldaten binnen die in Postel de opstandelingen van het corps Niëllon wilden verdrijven. Deze steenfabriek functioneerde in ieder geval van 1840 tot 1854. In 1920 probeerde men opnieuw de baksteenfabricage aan te vangen. Tegenwoordig is er een nieuwe villa voor een De Broqueville gebouwd.
Weebosch, of eigenlijk: De Weebosch, is een klein kerkdorp dat behoort tot de gemeente Bergeijk. Op 1 januari 2007 had het 692 inwoners, een aantal dat nagenoeg stabiel blijft.
De eerste zijdelingse vermelding van Weebosch dat toen Wedebosch heette, dateert van september 1299. Jan II, hertog van Brabant, bestemt op verzoek van Simon, investiet van Bergeyk, vrouwe Aleid en de gehele parochie van Bergeyk zekere hem toebehorende allodiale goederen voor het onderhoud van een nieuw gesticht altaar, met uitzondering echter van de novale tienden van Wedebosch. In een charter (1326) van Hertog Jan III van Brabant wordt het gehucht Wedebosch ook genoemd.
Weebosch kende vanouds een kapel, die gewijd was aan Onze Lieve Vrouw. De kapel werd reeds vermeld in de 15e eeuw, maar bestond vermoedelijk al eerder. Nadat ze in 1648 onteigend werd door de protestanten raakte ze in verval, en ze werd in de 18e eeuw gesloopt.
Een kerk kwam er pas in 1907. Deze is ontworpen door Jan Stuyt en ze is gewijd aan de heilige Gerardus Majella, waarvoor de bouwpastoor een bijzondere voorliefde had. Hij had reeds in 1904 de heiligverklaring te Rome meegemaakt. Toen het gezelschap op de terugweg het Heilige Land bezocht en ook Caïro aandeed, gebeurde het dat de bestuurder van de tram waarin ze reden plotseling onwel werd en ongecontroleerd verder reed. Een gebed tot Gerardus Majella zou de tram nog juist op tijd tot stilstand hebben gebracht.
Gerardus Majella is nog steeds alomtegenwoordig in de kerk, via een zestal relikwieën, beelden, glas-in-loodramen en aan hem gewijde altaren. Er werd een broederschap opgericht die zeer succesrijk was en op haar hoogtepunt (1945-1960) tot 10.000 leden telde. In 1973 werd deze opgeheven.
Er werden ook bedevaarten gehouden op 27 juni, en vanaf 1933 een ruiterprocessie, die ook tegenwoordig nog bestaat en die zelfs honderden paarden omvat. Het zijn echter geen boerenpaarden meer, maar plezierpaarden. De middenstand heeft al vanaf de beginjaren op de aanloop ingespeeld, te beginnen met het plaatselijke café, dat de kerk graag pal tegenover het etablissement zag, hetgeen ook geschiedde. Men verkocht daar tevens religieuze artikelen.
Natuur en landschap
Weebosch ligt parallel aan de Aa die stroomafwaarts overgaat in de Run. Er ligt een bescheiden landbouwgebied en niet ver daar vandaan liggen de uitgestrekte bossen en heidevelden van Boswachterij De Kempen en de Cartierheide.
De nabijgelegen buurtschap Witrijt kent een oud akkercomplex met esdek dat stamt uit de late middeleeuwen (1250-1500). Dit vormt vanouds een enclave in de voormalige woeste gronden, tegenwoordig de naaldbossen van Boswachterij De Kempen. Langs de Aa liggen restanten van houtwallen. Ook elders liggen zulke houtwallen die eens ten doel hadden om stuifzand vast te leggen.
De Deen is een windkorenmolen te Luyksgestel. Het is een beltmolen en een bovenkruier die gebouwd is in 1839.
De naam van de molen is ontleend aan een uit Denemarken afkomstige molenaar die J. Pleek heette. Hij liet de molen bouwen juist nadat België van Nederland was afgescheiden. Oorspronkelijk betrof het een grondzeiler, en pas in 1914 werd ze tot beltmolen verbouwd. In 1940 werd de molen tijdens een storm vernield, en ze werd heropgebouwd waarbij de as en de roeden van korenmolen De Hoop uit Giessendam werden gebruikt.
In 1959 kwam de molen in het bezit van de CAV, de Coöperatieve handelsvereniging van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond, maar bleef verhuurd worden aan particuliere molenaars. In 1963 werd de molen opnieuw getroffen, nu door een windhoos. Hierbij brak onder meer de as en kwam het wiekenkruis omlaag. Daarop nam de gemeente Luyksgestel de molen over en werd ze hersteld, waarbij de as van de molen te Haaren werd gebruikt.
De molen, die wel bekendstond als De Witte Molen, kreeg in 1968 de huidige naam: De Deen.
Helaas is de molen daarna weer in verval geraakt. Ze was in 2008 dan ook niet meer maalvaardig en ze had last van boktor en Bonte knaagkever, terwijl er ook vochtproblemen waren.
Op 25 november 2009 werd, met het strijken van de roeden, begonnen met een hoogstnoodzakelijke restauratie. Vroeger kwam dit vaker voor maar inmiddels is dit zeldzaam geworden:staartbalk en lange spruit bestaan uit oude ijzeren molenroeden. Deze konden gehandhaafd blijven. In juli 2010 werden de gerepareerde roeden weer gestoken en de herstelde staart geheel zwart geteerd. De baard is weer volgens oud model gereconstrueerd. In maart 2011 was weer sprake van een maalvaardige molen.
De molen heeft de status rijksmonument.
galéria trás
Mapa trasy a výškový profil
komentáre
GPS trasy
Trackpoints-
GPX / Garmin Map Source (gpx) download
-
TCX / Garmin Training Center® (tcx) download
-
CRS / Garmin Training Center® (crs) download
-
Google Earth (kml) download
-
G7ToWin (g7t) download
-
TTQV (trk) download
-
Overlay (ovl) download
-
Fugawi (txt) download
-
Kompass (DAV) Track (tk) download
-
list trasy (pdf) download
-
Original file of the author (gpx) download