Erg mooie rondwandeling, uitgezet door de Wandelsportvereniging Crescendo uit Puth-Schinnen op zondag 24 november 2013.
U start bij cafe Bie Laurengske, Onderste Puth 51 te Puth - Schinnen. Pauzemogelijkheden in Schinnen.
Puth (Limburgs: Pöt) is een kerkdorp dat sinds 1982 behoort tot de gemeente Schinnen en ligt oostelijk van Geleen.
De dorpen Puth en Doenrade liggen op een plateau waar een oude Romeinse handelsweg loopt, vanuit Duitsland richting Maastricht. Deze verbindingsweg heet tegenwoordig de Maastrichterweg. Het ontstaan van Puth is vermoedelijk te danken aan deze handelsweg. Ondanks de hoge ligging van het desbetreffende gebied ontstond hier toch een populatie wegens de aanwezigheid van zeer vruchtbare en makkelijk te bewerken grond.
De naam van dit dorp is ongetwijfeld afgeleid van de in Puth aanwezige diepe waterputten. De naam Puth werd voor het eerst genoemd in een akte uit 1377. Daarin spreekt men over een ridder, luisterend naar de naam Jan van Putte.
In het verleden lagen er vele grotere boerderijen met vaak tientallen hectaren grond. Hiervan is nog maar weinig overgebleven. De hoeve Mahove en Hautvast aan Geineinde zijn nog enkele overblijfselen uit het verleden.
Het dorp kent een lintbebouwing, beginnend bij de Steenstraat via Onderste Puth, Bovenste Puth en Kempkensweg richting Sweikhuizen.
Overgebleven is een aantal vakwerkhuizen waarvan sommige als hoogwaardig gekwalificeerd kunnen worden. Ook treft men fragmenten aan van vakwerk op binnenplaatsen, voornamelijk in Bovenste Puth. Hier en daar komt men nog clusters tegen van een gesloten bebouwing, welke de restanten zijn van het voormalig geheel. Veel van de oude verbouwing is verloren gegaan, ook vanwege de aanleg van de nieuwe verbindingsweg met Geleen.
Sweikhuizen (Limburgs: Zjweikese of Sjweikese) is een woonkern grenzend aan Geleen en Spaubeek behorende tot de gemeente Schinnen.
Sweikhuizen ligt op een vrij steile heuvel als onderdeel van het Plateau van Doenrade. Halverwege de helling ligt een kleine kerk die in 1739 gebouwd is. Onder aan de Sweikhuizerberg ligt een monumentale hoeve, De Biezenhof. Aan de zuidzijde wordt de helling van het plateau begroeid door het Stammenderbos en aan de noordzijde door het Danikerbos op de Danikerberg.
Aangenomen wordt dat de naam Sweikhuizen afkomstig is van het woord Zweihuizen oftewel twee huizen. De naam slaat op de bebouwing tussen twee huizen. Men vermoedt dat de Stammenhof gelegen boven op de heuvel het boven- en de Biesenhof onder aan de heuvel het benedenhuis was.
Het dorp is een bedevaartsoord voor blinden en slechtzienden. Vanaf 1851 kent Sweikhuizen een Sint-Odiliadevotie. Sinds 1929 worden er jaarlijks blindenbedevaarten gehouden met deelname vanuit geheel Nederland. De blinden- en slechtziendenbedevaart werd in 1929 gesticht door de blinde pater Lucianus, minderbroeder-conventueel te Urmond en geestelijk adviseur van de afdeling Limburg van de R.K. Blindenbond St. Odilia.
Het product waarmee Sweikhuizen in de wijde omgeving bekend is, zijn haar Sjweikeser Rèngelaote. Volgens de in New York wonende Gelener Prof. Dr. Arthur Schrijnemakers is de kweek van deze pruimensoort ontstaan rond 1820 toen een zekere Jacob Lenaerts naar Sweikhuizen kwam om te gaan werken bij Peter Baggen, in die tijd de grootste fruitteler van het dorp. Zijn kennis van pruimen kweken nam hij mee. Hij wist uit een wilde zure pruimensoort een soort te kweken die tot de sappigste en fruitigste pruimen van deze streek behoorde. Dat was het begin van de pruimenteelt, die gedurende anderhalve eeuw, grote bekendheid aan Sweikhuizen zou geven.
Joep Boyens (1865-1953) gold in zijn tijd in Sweikhuizen als de grootste autoriteit inzake pruimenteelt. Van hem schijnt ook de benaming Sjweikeser Rèngelaot te stammen[1].
Tussen 1960-1970 kwam echter de anticlimax. Door de ruilverkavelingen en door de overgang van fruitteelt naar landbouw werd toen een ware kaalslag gepleegd: hele akkers met pruimenbomen en andere hoogstambomen werden met de grond gelijk gemaakt. Rooipremies en uitbreiding van de bouwactiviteiten versnelden de teloorgang van de eens zo beroemde rèngelaot. En van het zo prachtig beschreven bloeiende landschap rondom Sweikhuizen is niet veel meer overgebleven. Het aantal pruimenbomen is inmiddels geslonken tot enkele tientallen. Bij niet ingrijpen zal over enkele jaren deze boomsoort volledig uit Sweikhuizen zijn verdwenen.
Er zijn initiatieven genomen de redding van de "Sjweikeser Rèngelaot" te verwezenlijken.
Een aantal vrijwilligers heeft reeds in 2000 uit eigen beweging een honderdtal scheuten van de rèngelaot in hun achtertuin geplant.
Tevens is er contact gezocht met Gemeente Schinnen, Natuurmonumenten en het Landschapspark de Graven om deze pruimensoort weer terug te plaatsen waar hij thuishoort: op de hellingen rondom Sweikhuizen.
Het is voor de initiatiefnemers een uitdaging dit plan te realiseren en zodoende de Sjweikeser Rèngelaot te behouden voor het nageslacht.
Schinnen (Limburgs: Sjènne) is een dorp in het zuiden van Limburg (Nederland). Het is de hoofdplaats van de gelijknamige gemeente Schinnen en telt ongeveer 3000 inwoners.
Uit Schinnen komt de stroop van Canisius en het Alfa bier, dat gebrouwen wordt in de buurtschap Thull. In Schinnen staat ook een kasteelhoeve, kasteel Terborgh. Daarnaast is Schinnen bekend door de eerste bokkenrijdersbende die hier ontstaan is in de buurtschap Wolfhagen, tegen de Putherberg.
In Schinnen stond tot medio 1993 nog een voormalige mijnschacht (schacht 4) van de Staatsmijn Emma. Deze schacht was gelegen direct naast de spoorlijn van Heerlen naar Sittard en de autosnelweg A76. De schacht is in 1956 in bedrijf gekomen en is vanaf 1963 enkel als ventilatieschacht in gebruik geweest. Op het terrein van Schacht 4 is tegenwoordig een Amerikaanse bevoorradingsbasis gevestigd, de United States Army Garrison Schinnen. De basis bestaat uit een winkelcentrum met grote supermarkt en kapper, sportcentrum, bowlingbaan, 2e hands winkel, postkantoor, tankstation, banken en een vestiging van Burger King .De voormalige mijnspoorweg liep van Brunssum, Hoensbroek en Nuth via Thull langs de Geleenbeek over het grondgebied van de gemeente Schinnen, en kruiste in Schinnen de Stationsstraat en de Veeweg via een ongelijkvloerse kruising. Ter hoogte van het terrein van Schacht 4 verliet de mijnspoorweg het grondgebied van de gemeente Schinnen en vervolgde haar weg via het grondgebied van de gemeenten Spaubeek en Geleen haar route naar de haven van Stein. Eind jaren '50, begin jaren '60 kochten de Staatsmijnen het gebied gelegen rondom de Muldermolen in de buurtschap Thull. In dit gebied was een oude molen gelegen en enkele boerderijen. Gedurende enkele jaren werd in dit gebied mijnslik en mijnsteen geloosd afkomstig van de voormalige Staatsmijn Emma in Hoensbroek. Nadat de mijnen waren gesloten was het terrein in handen gekomen van DSM en ontstond er een natuurgebied met zeldzame plantengroei. In de jaren '90 is het gebied overgegaan van DSM naar de gemeente Schinnen en is het gebied deel uit gaan maken van Landschapspark 'De Graven'. Dit heeft er onder meer toe geleid dat het hele gebied opnieuw werd ingericht met wandelpaden, het terugbrengen van de in het gebied stromende Geleenbeek in haar natuurlijke loop (gedurende de periode dat in het gebied mijnslik werd gestort, is de Geleenbeek gekanaliseerd en om het gebied heen geleid) en het aanleggen van een grote visvijver in het voormalige slik. Helaas heeft het mijnverleden ook schade aangebracht aan beeldbepalende oude panden, waaronder het monumentale Huis Hoen in de Altaarstraat. Het werd afgebroken in de jaren ’60, nadat het door mijnschade was verzakt.
De Sint-Dionysiuskerk is een kerkgebouw in Schinnen in de Nederlands Zuid-Limburgse gemeente Schinnen. De kerk ligt aan de zuidrand van het dorp nabij de doorgaande weg van Hommert naar Puth. De kerk ligt op een kerkheuvel met aan de zuidzijde een hoge keermuur. Verder ligt er aan de noordzijde een klein pleintje en naast de kerk de begraafplaats. Achter de kerk ligt de heuvel Krekelberg.
Het kerkgebouw is een rijksmonument en gewijd aan Sint-Dionysius.
Ongeveer 200 meter naar het zuidoosten ligt de Krekelberg met daarop de Mariakapel, gewijd aan de Koningin van de Vrede
Oirsbeek (Limburgs: Oeësjbik) is een kerkdorp in de Nederlandse provincie Limburg met circa 4.000 inwoners. Tot 1982 vormde Oirsbeek samen met het dorp Doenrade de zelfstandige gemeente Oirsbeek, maar behoort nu tot de gemeente Schinnen.
Waar de naam Oirsbeek vandaan komt is onbekend. De naam slaat in ieder geval terug op de beek die vroeger door het dorp gestroomd heeft. "Oir" slaat mogelijk op Oer, ijzerhoudende grond, die in de omgeving wordt aangetroffen. De beek werd vroeger door de Oirsbekenaren "vloot" genoemd en loopt tegenwoordig door een buis onder de grond (Grachtstraat) en gaat van daaruit richting Schinnen naar de buurtschap Wolfhagen.
Vroeger bestond Oirsbeek uit 4 wijken, "Gracht", "Klein-Doenrade", "Oirsbeek" en "Oppeven". Gracht en Oppeven zijn tegenwoordig onderdeel van de dorpskom van Oirsbeek en niet meer als zelfstandige buurtschappen herkenbaar.
In het centrum van Oirsbeek staat de rooms-katholieke Sint-Lambertuskerk, uit 1953 naar ontwerp van de architect F.P.J. Peutz, gecombineerd met een toren uit 1514. De muren zijn voorzien van speklagen.
Oirsbeek heeft twee molens, de "Oude Molen" uit 1802 waarvan alleen de molenromp nog intact is en een stenen beltmolen, de "Janssenmeule" uit 1877-1878, van het ronde bovenkruiertype, met stenen romp. Het molenhuis dat naast de Janssenmeule lag werd in 1966 afgebroken. De romp van de Janssenmeule was vroeger voorzien van een laag teer en had daardoor een zwarte kleur. De molen werd in de volksmond ook wel 'zwarte molen' genoemd.
Een ander opmerkelijk gebouw in het centrum van Oirsbeek is de Schepenbank tegenover de kerk welke in 1734 door Paes Limpens en Catharina Bousten werd gebouwd. In de voorgevel van de Schepenbank staan de inscriptie PL 1734 CB vermeld, duidend naar de bouwers. Dit gebouw werd vroeger gebruikt als rechtbank. Verschillende leden van de bokkenrijdersbende zijn hier ter dood veroordeeld. In het begin van de twintigste eeuw werd de Schepenbank bewoond door de dames Rosalia en Catharina Paulssen terwijl de familie Jeukens op de binnenplaats een landbouwbedrijf had. Na de restauratie in 1977 werd het gebouw tot 1982 gebruikt als gemeentehuis van de voormalige gemeente Oirsbeek. Vanaf de gemeentelijke herindeling in 1982 tot 1988 werd het gebouw gebruikt door de nieuwe gemeente Schinnen. Daarna is het gebouw in gebruik genomen door de Weldadige Stichting Jan de Limpens (sinds 2006 eigenaar) en door de Stichting Jeugd- en Jongerenwerk Oirsbeek. Burgemeester Berry Link van de gemeente Schinnen bewoont sinds 15 december 2008 het woongedeelte aan de voorzijde van de Schepenbank. In de Schepenbank bevindt zich een waterput uit de Romeinse tijd.
Verder is er de Fatimagrot uit 1946, die gemaakt is in een van de holle wegen van Oirsbeek, de Boompjesweg. Deze grot is gebouwd vlak na de Tweede Wereldoorlog, en geschonken door de Oirsbeekse bevolking, uit dankbaarheid dat Oirsbeek gespaard is gebleven tijdens de tweede wereldoorlog.
.
Galeria trasy
Mapa trasy i profil wysokości
Komentarze
GPS tracks
Trackpoints-
GPX / Garmin Map Source (gpx) download
-
TCX / Garmin Training Center® (tcx) download
-
CRS / Garmin Training Center® (crs) download
-
Google Earth (kml) download
-
G7ToWin (g7t) download
-
TTQV (trk) download
-
Overlay (ovl) download
-
Fugawi (txt) download
-
Kompass (DAV) Track (tk) download
-
Karta trasy (pdf) download
-
Original file of the author (gpx) download