Mooie fietsronde vanuit Hamont-Achel waarbij u een gedeelte van de landbouwfietsroute aflegt. Onderweg komt u meerdere infopanelen tegen van grote agrarische bedrijven zoals een melkveehouderij de Heikanthoeve en een siervissenkwekerij in Neerpelt. Ook passert u het begin van het Airbornepad in Lommel. Via Overpelt, Herent en Sint Huibrechts-Lille bereikt u weer de startplaats.
Hamont-Achel (Limburgs: Haëmet-Achel) is een bosrijke gemeente in het uiterste noorden van de provincie Limburg, in de Kempen in België. Zij telt ruim 14.200 inwoners, waarvan 3485 inwoners met een Nederlandse nationaliteit. Hamont-Achel is in 1977 ontstaan door de samenvoeging van de gemeenten Hamont en Achel. In 1985 verkreeg de nieuwe gemeente haar stadsrechten en stadstitel van vroeger weer terug; dit bracht met zich mee dat de vlag en het wapen van de nieuwe gemeente werden ingevoerd. De gemeente behoort tot het kieskanton en het gerechtelijk kanton Neerpelt.
Dichtbij één van de meest waardevolle natuurgebieden in Vlaanderen, ligt de Heikanthoeve.
Op dit melkveebedrijf zorgen boer Jos en boerin Liesbeth dagelijks voor zo’n 150 koeien en bijhorend jongvee. Zij verbouwen ook gras, maïs en granen.
Ook Roel en Wim, de zonen en boeren in spé, dragen hun steentje bij op de hoeve.
Neerpelt is de hoofdplaats van de gelijknamige Belgische gemeente. Neerpelt is ook de gerechtelijke kantonhoofdplaats van Noord-Limburg, dat wil zeggen het beschikt over een vredegerecht en regionale belastingkantoren.
Neerpelt wordt door het Kanaal Bocholt-Herentals (Kempisch kanaal) in tweeën gedeeld. Door Neerpelt stroomt de Dommel. Het riviertje vormt gedeeltelijk de natuurlijke grens met het naburige Overpelt en stroomt dan via het natuurgebied Plateaux-Hageven de grens met Nederland over.
In Neerpelt zijn sporen van prehistorische beschaving teruggevonden. Samen met het hoger gelegen Overpelt werd Neerpelt vanaf de vroege Middeleeuwen dichter bevolkt. Het kreeg toen de naam Paleth(e) (poel, moerassig gebied). Pas in 1218 kwam het voorvoegsel "neer-" voor. Sommige bronnen geven aan dat de Ierse missionaris Willibrordus (658-739) in de buurtschap Herent een kapel zou gebouwd hebben. Hiervan is echter niets bewaard gebleven en er is evenmin een bevestiging door archeologische vondsten.
In de late Middeleeuwen en daarna vormde Neerpelt, samen met Overpelt, Kaulille en Kleine-Brogel het Ambacht Pelt, een bestuurlijk gebied in het graafschap Loon (tot 1366), daarna in het onafhankelijke Prinsbisdom Luik (tot aan de Franse Revolutie). Vanaf 1815 was Neerpelt een gemeente in de provincie Limburg van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, na de opsplitsing van Limburg (1839) in Belgisch-Limburg. De kantonhoofdplaats kwam in 1910 over van het naburige Achel.
De moderne tijd brak aan met de aanleg van de spoorlijn Antwerpen-Mönchengladbach (1879), die het landelijke Neerpelt en heel de Noorderkempen ontsloot. Neerpelt kreeg een eigen station. De Duitsers noemden de lijn de 'Baumwolle-Bahn' omdat er Amerikaans katoen werd aangevoerd voor de textielindustrie in Mönchengladbach en Krefeld. Met de bouw van de sterk vervuilende zinkfabriek in Overpelt begon in 1888 ook de industrialisatie van de streek. Een groot deel van de grond is hierdoor met cadmium verontreinigd.
Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog, in september 1944, hield het Britse grondleger van veldmaarschalk Montgomery één week pauze aan het Kempens Kanaal; het kerkdorp Grote Heide werd daardoor later bevrijd van de Duitse bezetter (die in die periode de kerktoren van Neerpelt-centrum stukschoot) dan de rest van de gemeente. Op 17 september 1944 startte vanuit Neerpelt en het naburige Lommel de Operatie Market Garden, die geheel Nederland had moeten bevrijden, maar bij Arnhem vast zou lopen.
Opvallend is de Dommel, die feitelijk door de kern van Neerpelt stroomt en tevens de grens met Overpelt vormt. Het Dommeldal is tegenwoordig voor een belangrijk deel gelegen in het natuurgebied Plateaux-Hageven dat zich ten noordwesten van de plaats uitstrekt. Ten oosten hiervan is een landbouwgebied, waar ook veel intensieve veehouderij voorkomt, en nog verder naar het oosten beginnen naaldbossen.
Ten noorden van Neerpelt ligt het landschappelijk fraaie Kanaal Bocholt-Herentals, waar ook fietspaden langs lopen.
Tegenwoordig is Neerpelt, samen met Lommel, het plaatselijke handels- en uitgaanscentrum van Noord-Limburg. Op cultureel vlak vindt er elk jaar begin mei het Europees Muziekfestival voor de Jeugd plaats, waaraan koorgroepen en muziekensembles uit heel Europa deelnemen. In het Sint-Hubertuscollege is de dansgroep Imago Tijl thuis, een choreografisch ensemble dat uit scholieren van het gymnasium bestaat. Ook te vinden in Neerpelt: het Provinciaal Domein Dommelhof, een cultureel centrum in bosrijke omgeving.
Het Neerpeltse dialect behoort tot het West-Limburgs. Tussen Neerpelt en Lommel loopt de taalgrens "Üerdinger-linie", de scheidingsgrens tussen Brabants (ik, ook) en Limburgs (ich, ooch). Typisch Limburgs is ook de meervoudsvorming door middel van Umlaut: boek/bük, stoel/stül (in plaats van boek/boeken, stoel/stoelen) en de oude, Algemeen-Germaanse lange -oe- klank in hoes (huis),moes (muis), en de oude -ie-klank in ies (ijs), kieke (kijken); klanken zoals die vandaag nog in bv. het Deens aanwezig zijn.
Fietsen in de groene regio's: Limburgse Kempen
In de Kempense bossen van de Limburgse Kempen vind je prachtige fietswegen die slingeren tussen de talloze naaldbomen. Deze regio wordt ook genkenmerkt door zijn zandvlakten. Je vindt hier fietsroutes die onder meer geïnspireerd zijn op het rijke mijnverleden van deze streek. Deze fietstochten vind je vooral rond de oude mijnsites van Beringen en Genk. Deze regio herbert ook het Nationaal Park Hoge Kempen. Fietsen in deze groene long van Limburg is een verademing.
Airbornepad Market Garden
Wandelen in de voetsporen van de bevrijders van september 1944
Lange Afstand Wandelpad van Lommel (België) naar Arnhem 220 km via Bergeijk - Valkenswaard - Eindhoven - Son en Breugel - Sint-Oedenrode - Eerde - Veghel - Uden - Zeeland - Grave - Heumen - Mook - Groesbeek - Beek - Nijmegen - Oosterhout - Driel - Heteren - Oosterbeek
Het Airbornepad Market Garden werd in 2004 gerealiseerd door leden van een werkgroep van OLAT. In 2002 zag Theo Tromp mogelijkheden om een idee van Christ Klaasen te realiseren en voldoende steun te krijgen hiervoor.
In de maand september 2004 werd door een groep wandelaars, dit pad ingewandeld. Onderweg werden herdenkingen met kransleggingen gehouden en de borden langs de route onthuld. Hoogtepunt was de officiele presentatie en overhandiging van de wandelgids in het Bevrijdingsmuseum aan de Poolse Ambassadeur Jan Michalowski, en afgevaardigden van de Amerikaanse en Britse Ambassade.
Ook Liberation Route in Brabant is in navolging van het Gelderse gedeelte met luisterkeienzo'n herdenkingspad, welke U ook langs het Airborne Wandelpad tegenkomt.
Lommel is een plaats en een stad in de Belgische provincie Limburg. De Kempense stad telt zo'n 33.000 inwoners en behoort tot het kieskanton en het gerechtelijk kanton Lommel-Neerpelt.
Naast woonkernen kent de stad Lommel ook een aantal natuurgebieden, zoals het natuurgebied De Watering, de Lommelse Sahara, en talrijke bossen en heidegebieden. Lommel is de derde winkelstad van Belgisch-Limburg met een handelscentrum en het winkelcentrum De Singel. Van belang is het zilverzand dat hier gewonnen wordt ten behoeve van de glasindustrie. Sommige zandwinningsgroeven zijn getransformeerd in natuurgebieden en recreatieterreinen, waaronder de Lommelse Sahara.
De stad Lommel ligt op de waterscheiding van de stroomgebieden van Schelde en Maas, en binnen deze stroomgebieden van Nete respectievelijk Dommel.
Overpelt is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Limburg. De gemeente telt 14.653 inwoners (2013). Geografisch gezien hoort het zanderige Overpelt tot de Kempen. Overpelt behoort tot het kieskanton en het gerechtelijk kanton Neerpelt.
Overpelt werd voor het eerst genoemd in 815 als Palethe, later als Pelthe en Peelt geschreven. Dit komt van het Latijn: "palus'", wat moeras betekent.
Het huidige dorp Overpelt is ontstaan uit de herdgang Dorp-Hasselt. Hierin is Hasselt een afgeleide van hazelaar.
In Overpelt zijn er sporen van prehistorische beschaving teruggevonden. Samen met het lager gelegen Neerpelt werd het vanaf de vroege Middeleeuwen dichter bevolkt. Tot 1259 werden Over- en Neerpelt samen met de naam Pelt aangeduid. In de late Middeleeuwen en daarna vormt Overpelt, samen met Neerpelt, Kaulille en Kleine-Brogel het ambt Pelt, een bestuurlijk gebied in het Graafschap Loon (tot 1366), daarna in het onafhankelijke Prinsbisdom Luik (tot aan de Franse Revolutie).
Overpelt kende vier herdgangen: Dorp-Hasselt, Lindel, Hoeven-Heesakker en Hoverseinde-Haspershoven, die elk een zekere zelfstandigheid bezaten. Tegenwoordig zijn daaruit de gehuchten Lindelhoeven en Haspershoven voortgekomen, terwijl Dorp-Hasselt tot het huidige centrum Overpelt is uitgegroeid. Het dorp kende drie laathoeven, toebehorend aan respectievelijk de Abdij van Floreffe, de Abdij van Sint-Truiden en de Abdij van Averbode. Vooral de Abdij van Floreffe bezat vanaf 1140 grote gebieden, welke ontgonnen werden en waarop drie hoeven werden gesticht: Grote Hoeve, Kleine Hoeve en Panhoeve. De Abdij beschikte over drie watermolens (Kleine Molen, Wedelse Molen en Bemvoortse Molen), een kapel, visvijvers en een brouwerij.
Een bloeitijd vond plaats in de 16e eeuw, toen de lakennijverheid bloeide. In 1545 werd toestemming verleend tot de stichting van een lakenhal. Ook hield men sindsdien een weekmarkt en twee jaarmarkten.
In de 17e eeuw, toen troepen de streek onveilig maakten, werden er schansen opgericht om de bevolking te beschermen tegen rondtrekkende troepen. Zo ontstonden de Lindelseschans (1627), de Hoevenerschans, de Hoverseindseschans (1679), de Heesakkerschans en de Hasseltseschans (1643). Deels zijn deze schansen nog in het landschap zichtbaar.
Krijgshandelingen heeft Overpelt gekend: In 1543 trokken troepen van Keizer Karel V door Overpelt om de Calvinisten in Sittard en Venlo te bevechten. In 1568, in 1577 en 1587 werd Overpelt opnieuw geteisterd, de laatste jaren door protestantse troepen respectievelijk Hollandse ruiters. Van 1638-1640 waren het Hessische troepen, en van 1646-1654 waren het de troepen van Karel IV van Lotharingen welke plunderden en brandschatten. Begin 18e eeuw (Spaanse Successieoorlog) waren het Hollandse troepen en in de 2e helft van de 18e eeuw kwamen er weer allerlei troepen, waaronder de Franse. Door dit alles werd de bevolking ook regelmatig door pestepidemieën en andere ziekten getroffen.
In het Hobos te Overpelt woonde een belangrijke figuur in de strijd tegen de Bokkerijders, Drossaerd Jan Clerx (1759 - 1840), die tal van Bokkerijders liet terechtstellen.
In 1902 stichtten de Ursulinen in Overpelt een klooster aan de huidige Kloosterstraat. Zij begonnen een meisjesschool, en breidden hun activiteiten geleidelijk uit met een bewaarschool, een kloosterboerderij en (1910) een kapel in gewapend beton (mogelijk de eerste in België). In 1920 volgde een huishoudschool welke later sterk werd uitgebreid, in 1929 een Lourdesgrot, en in 1938 een middelbare school. De gebouwen werden geleidelijk uitgebreid en bestaan nog steeds.
Vanaf 1815 werd Overpelt een gemeente in de provincie Limburg van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden; na de opsplitsing van Limburg (1839) werd het een gemeente in Belgisch-Limburg. Afgezien van de arbeiderswijk in Overpelt-Fabriek behield de gemeente nog tot de jaren 1950-60 een uitgesproken landelijk karakter. Door de uitbreiding van verkavelingen en de uitbouw van het industrieterrein is het uitzicht van de gemeente de voorbije decennia grondig veranderd. Met de komst van het Mariaziekenhuis en talrijke flats evolueerde Overpelt tot een kleinstedelijk gebied, samen met het aanpalende Neerpelt. Een poging om de twee gemeenten in 1977 te fuseren mislukte na plaatselijk protest. Datzelfde jaar stond Overpelt de wijk Kloosterbos af aan zuidelijke buur Eksel.
Gedurende de 16e eeuw bloeide de lakennijverheid in Overpelt. Dit had te maken met de schapenhouderij op de uitgestrekte heidegebieden. Ook uit de Middeleeuwen stamt het viskweken. Daarna verschoof de bedrijvigheid naar de landbouw: de teelt van rogge en haver. Ook was er veehouderij. Vooral in de 19e eeuw werden grote delen van de heide bebost. De Abdij van Floreffe was reeds einde 18e eeuw doende met het planten van naaldbomen.
Vanaf einde 16e eeuw kwam de teutenhandel tot bloei, en in 1796 was meer dan 15% van de bevolking op een of andere wijze in deze bezigheid werkzaam.
In 1607 werd de eerste verharde weg met veldkeien aangelegd, die een noord-zuidverbinding vormde en ook door de huidige Dorpsstraat liep. De Steenweg op Luik werd in 1738 begonnen en kwam pas in 1814 gereed. Dit is de huidige Napoleonsweg die enkele kilometers ten westen van het dorp verloopt, eveneens van noord naar zuid. In 1860 kwam een oost-westverbinding gereed van Mol over Overpelt naar Hamont, de huidige N712. In 1865 volgde de spoorlijn van Eindhoven naar Hasselt. Deze spoorlijn werd na 1996 niet meer gebruikt en werd in 1999 opgebroken, waarna op het traject een fietspad werd aangelegd.
In 1880 kwam ook de oost-westverbinding gereed, die bekend staat als de IJzeren Rijn. Stations werden gebouwd in Overpelt-Fabriek (1904) en Overpelt-Dorp (1911). In 1846 kwam het Kempens Kanaal gereed, en hier werd in 1888 de zinkfabriek gevestigd, waarmee Overpelt sterk industrialiseerde. Ook de wijk Overpelt-Fabriek kwam tot stand.
Voordien kende Overpelt ook industriële bedrijven: naast de wind- en watermolens was er een rosmolen op Hobos (1842-1877) die als moutmolen fungeerde. In 1858 werd een industriële bierbrouwerij (P.H. Missotten) opgericht, gevolgd door Brouwerij Kerkhofs. Begin 20e eeuw volgde de fabriek van E. Van Duffel-Poelmans voor fijne sigaren en in 1962 kwam er een fabriek van de sigarenfabrikant Willem II. Deze sloot in 2001. Andere 19e-eeuwse bedrijven waren een jeneverstokerij en enkele steenbakkerijen.
In 1960 werd het Nolimpark aangelegd: een bedrijventerrein van 250 ha. Er zijn bedrijven te vinden op het terrein van metaal- en kunststofverwerking, onder meer een vestiging van het bedrijf Brabantia.
Overpelt bestaat uit vier kerkdorpen: centrum (Sint-Martinus-parochie), Holheide, Overpelt-Fabriek (tussen deze laatste twee ligt het industrieterrein NOLIM-park met bedrijven zoals de zinkfabriek van Nyrstar en Brabantia). Het grootste kerkdorp is Lindelhoeven. Verder zijn er nog drie kleinere woonkernen: Haspershoven, Bolakker en Heesakker. Door het fenomeen van de lintbebouwing is de overgang van de woonkernen op veel plaatsen niet meer zichtbaar.
Overpelt ligt op de westflank van de Dommelvallei. De Dommel komt Overpelt binnen vanuit de gemeente Peer en vormt gedeeltelijk de natuurlijke grens met het naburige Neerpelt. Overpelt staat bekend als molengemeente: liefst 4 watermolens liggen op de Dommel; de oudste is de Wedelse Molen. Op het grondgebied van de gemeente Overpelt mondt de Holvense beek uit in de Dommel.
Ten westen van de Dommelvallei liggen uitgestrekte naaldboscomplexen op de voormalige heidegebieden. Een aantal daarvan, zoals Wandelbos Holven, Pijnven en Hobos, zijn toegankelijk voor het publiek. Een natuurgebied, deels bestaande uit vochtige heide, is 't Plat, in het brongebied van de Holvense beek. Nabij de Dommelvallei ligt het Wandelpark Heesakkerheide, waar zich ook de Sevensmolen bevindt.
De bossen en natuurgebieden in Overpelt behoren tot het bosgebied Bosland.
Sint-Huibrechts-Lille is een dorp in de Belgische provincie Limburg en een deelgemeente van Neerpelt. Sint-Huibrechts-Lille telt 3280 inwoners (1647 m, 1633 v) op 31-12-2011. De deelgemeente grenst aan Bocholt, Peer en Hamont-Achel. Tot de gemeentefusies van 1976 was het een zelfstandige gemeente. De laatste burgemeester van Sint-Huibrechts-Lille was de heer Jan Vandervelden.
Het kanaal Bocholt-Herentals snijdt Lille in twee. Het is een bosrijk gebied waar zich vele landhuizen en villa's bevinden, deze waren vroeger de bekende teutenhuizen.
De oudste schrijfwijze van de plaats is Lille (1257), terwijl het voorvoegsel Sint-Huibrechts- eerst sedert ongeveer 1600 gebruikelijk werd. Lille is de oudste benaming en afgeleid van "linde" en "lo" (bos), dan wel van lille (moeras). Het voorvoegsel Sint-Huibrechts is afkomstig van de heilige Sint Hubertus, voor wie hier een devotie bestond. Sint-Huibrechts-Lille wordt vaak kortweg Lille genoemd, hoewel dit verwarring met het nabijgelegen Kaulille kan oproepen.
In de omgeving werden sporen gevonden uit de prehistorische en de Romeinse tijd. De oude weg van Tongeren over Bilzen naar het noorden liep over het grondgebied. Reeds vòòr het jaar 800 was er sprake van bezittingen van het klooster, later Kapittel van Sint-Servaas te Maastricht. Deze bezittingen betroffen Lille, Achel en Hamont. Mogelijk kwam dit bezit voort uit schenkingen van de Heilige Hubertus. Het kapittel stelde een voogd aan, die zich echter meer en meer rechten toeëigende. In 1254 kwam een voorgdijreglement tot stand om het conflict tussen de voogd, Willem I van Boxtel, Heer van Grevenbroek, en de abdij. In 1338 verkocht het kapittel haar bezittingen in dit gebied aan Willem III van Boxtel, afgezien van het patronaatsrecht van de kerken te Achel en Lille.
Omstreeks 1400 vond er een grensconflict plaats met Neerpelt over de Grote Heide, die sindsdien ook wel Krekelheide (van: krakelen, twisten) wordt genoemd. Dit conflict escaleerde in een oorlogje tussen de heer van Grevenbroek en Jan van Beieren, toenmalig Prinsbisschop van Luik. Lille en Achel werden platgebrand, en op 21 mei 1401 werd Grevenbroek, waaronder Lille, bij het Prinsbisdom ingelijfd. De plunderende troepen van Jan van Weert leidden in 1636 tot een pestepidemie.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd, vermoedelijk in 1638, de Lilse Schans aangelegd, waar de burgers toevlucht konden zoeken als ze bedreigd werden door rondtrekkende troepen. De schans werd waarschijnlijk door de Warmbeek gevoed.
Op 28 januari 1641 waren het Hessische ruiters die het dorp overvielen en een aantal huizen in brand staken. Op 12 april 1651 waren het de troepen van Karel IV van Lotharingen, die huishielden. Zij staken de kerktoren, waarin veel inwoners zich schuilhielden, in brand, waarop een aantal mensen uit te toren sprongen en te pletter vielen.
In de jaren daarop waren er regelmatig uitbraken van besmettelijke ziekten, en ook had het dorp met regelmaat te lijden onder inkwartieringen. Van 11 tot 19 september 1944 lag Lille in de frontlinie tussen Duitsers en Engelsen, waarbij de eersten op 14 en 15 september de kerktoren beschoten en beschadigden. De strijd om de overtocht van het Kanaal Bocholt-Herentals, ten noorden van het dorp, speelde hierbij een belangrijke rol. Op 19 september was geheel Lille door de Engelsen bevrijd.
In 1895 werd een klooster gebouwd, waar de Dominicanessen van Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans te Lubbeek zich in vestigden. De zusters verzorgden het onderwijs voor meisjes.
Vanouds was Sint-Huibrechts-Lille een arm landbouwdorp. Op de schrale zandgronden werd rogge, haver, boekweit en aardappelen geteeld, en daarnaast, tot einde 19e eeuw, ook vlas, koolzaad en raapzaad. Tegenwoordig wordt de landbouw door de snijmaisteelt gedomineerd. De melkvee- en varkenshouderij nam toe en verdrong de landbouwgewassen.
Van de 16e tot en met de 19e eeuw waren ook diverse inwoners actief in de teutenhandel. Het betrof koper- en textielteuten, diersnijders, en handelaars in klaverzaad. In de 19e eeuw waren het vaak zogenaamde schupteuten: trekarbeiders die met de schup (spade) hun brood verdienden. Bekende teutenfamilies waren: Ceelen, Kerkhofs, Klok, Linders, Reyners, Van de Weijer en Dries.
Er waren enkele brouwerijen actief, zoals Brouwerij de Drie Koningen, en de brouwerij in huis De Zwaan. Van belang was de jeneverstokerij De Heidebloem, actief van eind 19e eeuw tot 1907, maar toen verdween omdat het Kanaal Bocholt-Herentals werd verbreed. Van 1844-1920 was er een leerlooierij, een andere leerlooierij verdween eveneens omstreeks 1920. Van belang was verder een wasblekerij, opgezet in 1888 door Theodoor Spaas, zoon van de oprichter van de Hamontse kaarsenfabriek, Hendrik Jan Spaas. De blekerij verhuisde in 1901 naar Hamont.
Ongeveer 1890 was er sprake van een mattenvlechterij annex tapijtfabriek, terwijl van 1919-1960 een klompenmakerij annex houtzagerij, Van den Akker-Linders, actief was. Vanaf 1960 was dit enkel nog een houzagerij, die zich verder uitbreidde en in 1975 de firma Lavalith overnam, welke poreuze lavakorrels vervaardigt. De firma bestaat nog steeds. Van 1919-1929 was er een meelfabriek ("vuurmolen") actief nabij Quatre Bras. De Samenwerkende melkerij Sint-Isodorus stichtte in 1892 een stoommelkerij en zuivelfabriek, welke tot begin jaren '70 van de 20e eeuw bleef voortbestaan.
Tegenwoordig wonen in Sint-Huibrechts-Lille veel forenzen, die in nabijgelegen bedrijven werkzaam zijn.
Further information at
http://www.achelsekluis.org/pageNL/home.htmlGaleria trasy
Mapa trasy i profil wysokości
Komentarze
GPS tracks
Trackpoints-
GPX / Garmin Map Source (gpx) download
-
TCX / Garmin Training Center® (tcx) download
-
CRS / Garmin Training Center® (crs) download
-
Google Earth (kml) download
-
G7ToWin (g7t) download
-
TTQV (trk) download
-
Overlay (ovl) download
-
Fugawi (txt) download
-
Kompass (DAV) Track (tk) download
-
Karta trasy (pdf) download
-
Original file of the author (gpx) download