Mooie rondwandeling door natuurgebied "De Ijzeren Man" in Weert. Start en pauzeplaats zijn gelijk aan elkaar, zodat u eventueel de rondwandeling kunt inkorten.
U start bij Café-Zaal Dennenoord, Voorhoeveweg 2, 6006 SV Weert. Tel. 0495-532884. email: dennenoord@live.nl
Recreatiegebied de IJzerenman Weert is een veelzijdig sport-, ontspan- en recreatiegebied in Weert. Kom zwemmen bij Zwembad De IJzeren Man, ontspan op natuurcamping Wega en geniet van een diner bij Partycentrum de Sluis.
Er zijn nog veel meer mogelijkheden. Een wandeling door de natuur met een picknick? De geitjes, lammetjes, konijntjes voeren op de kinderboerderij of een potje midgetgolf? Met de negen verschillende accommodaties is een bijzonder dagje uit eenvoudig samen te stellen.
Weert (Limburgs: Wieërt) is een stad in de Nederlandse provincie Limburg en de stedelijke kern van de gelijknamige gemeente. De gemeente Weert grenst aan Noord-Brabant en België, daarom wordt de stad ook wel 'de poort van Limburg' genoemd. Verder ligt de stad bij de Peel en aan de Zuid-Willemsvaart. Weert kreeg stadsrechten in 1414.
Geografie
De stad Weert ligt in de gemeente Weert. Voor bestuurlijke en andere gemeentelijke informatie over de gemeente Weert, waar de stad Weert de hoofdplaats van is, zie: Weert (gemeente).
Andere kernen in de Gemeente Weert zijn:
Altweerterheide
Boshoven (tegenwoordig een stadsdeel)
Hushoven (tegenwoordig een buurtschap)
Laar
Stramproy
Swartbroek
Tungelroy
De naam 'Weert' geeft reeds aan hoe de plaats is ontstaan. 'Weert' is identiek aan waard: een stuk land, gelegen bij of te midden van wateren en moerassen, m.a.w. een ingedijkt stuk land. Dat de plaats deze naam ontving is heel begrijpelijk wanneer men bedenkt dat destijds deze streek zowel in het noorden, oosten als in het zuiden omgeven was door uitgestrekte Peelplassen en moerassen, die vroeger een veel grotere oppervlakte bestreken dan tegenwoordig. Tussen deze onbewoonbare wildernissen lag een hoog en droog eiland en hierop is Weert ontstaan. Het hele gebied werd onderscheiden in twee gedeelten: het hoger gedeelte ‘Overweert’ (thans Weert) en het lagere gedeelte Nederweert. In de omgeving van Weert hebben al sinds de prehistorie mensen gewoond. Dat blijkt uit vondsten uit de steentijd en de aanwezigheid van de resten van een groot urnenveld uit de late bronstijd op de Boshoverheide. Door middel van een verhard voetpad is dit urnenveld toegankelijk gemaakt. Tevens zijn er bewoningssporen uit de ijzertijd en de Romeinse tijd gevonden.
De plaats is ontstaan aan een knooppunt van wegen in het heide- en veengebied op de grens van Brabant en Limburg aan de rand van de Peel.
De Heren van Horne
Weert werd voor het eerst vermeld in een akte in 1062. Weert behoorde in die tijd tot het Graafschap Horn. Dit graafschap werd eerst bestuurd vanuit Horn, maar later werd Weert de hoofdplaats van het graafschap. Graaf Jacob Ι van Horne bouwde daarom in 1455 een nieuw kasteel, genaamd “De Neijenborg”. Dit kasteel heeft dienst gedaan, tot het in de Spaanse Successieoorlog in 1702 werd verwoest.
Economische ontwikkelingen
Tussen 1450 en 1550 kwam door de bescherming van de Graaf van Horne Weert tot een economische bloei. Vooral de lakenindustrie was erg belangrijk voor de Weerter economie. In deze tijd werd ook de Sint-Martinuskerk gebouwd. Na de dood van de laatste graaf van Horn, Filips van Montmorency, viel de bescherming voor Weert door de heren van Horne weg. Hierdoor kwam de stad in verval. Pas na de aanleg van de Zuid-Willemsvaart in 1825 en de IJzeren Rijn in 1879 kwam de economie weer tot bloei. In de 19e eeuw werd om de wateroverlast in het gebied te beteugelen het waterschap Het Land van Weert opgericht.
Na de Eerste Wereldoorlog kwam de industrialisatie van de stad opgang. De industrie werd langzaam belangrijker dan de landbouw en zo werd Weert een industriestad. Heden ten dage is de stad gedeeltelijk nog steeds als dusdanig te kenmerken.
Tweede Wereldoorlog in Weert
Weert maakte deel uit van de Peel-Raamstelling. De Peel-Raamstelling was een verdedigingslinie. Daarom werden er ook militairen naar Weert gestuurd. De Peel-Raamstelling was echter niet gebouwd om de Duitsers te verslaan, maar om de Duitsers zo lang tegen te houden dat de Franse troepen naar Nederland konden oprukken. Overal langs de Peel-Raamstelling werden mitrailleurs geplaatst en kazematten gebouwd. Dit waren de voornaamste verdedigingsmiddelen. In Weert stonden deze verdedigingsmiddelen vaak langs de Zuid-Willemsvaart (vooral bij bruggen). Deze stelling begon in het noorden bij het riviertje de Raam bij Grave. In het zuidelijke deel lag deze langs de Noordervaart en de Zuid-Willemsvaart. De stelling eindigde bij de zinkfabriek en het Ringselven in Budel-Dorplein. Dit betekent dat tussen de linie en de Belgische grens nog zo’n acht kilometer onverdedigd bleef. Het deel van Budel tot Sluis 13 werd het Vak Weert genoemd. Veel soldaten had deze linie niet. Slechts drie bataljons, enkele duizenden manschappen, verdedigden vanaf Dorplein tot aan Sluis 13 het Vak Weert. Van zuid naar noord zijn dat het 2de bataljon 41e Regiment Infanterie, het 4e grensbataljon en, bij Nederweert tot Sluis 13, het 1e bataljon 30e Regiment Infanterie. Hieruit kon worden opgemaakt dat er misschien een gevecht in Weert zou plaatsvinden. Vandaar dat Weert een grootschalige evacuatie had voorbereid. De voorbereidingen van de evacuatie waren zeer goed. Iedereen kreeg een evacuatieadres toegewezen. Men mocht er niet op eigen houtje heen gaan, maar men moest er in een groep naartoe, wat veiliger was. Om ervoor te zorgen dat binnen zo’n groep alles goed verliep, had men ook hoofd- en hulpgeleiders aangesteld. Ook kregen de inwoners van tevoren een boekje met voorschriften (regels), waarin duidelijk stond wat wel en niet mocht. Ook kregen de inwoners een soort identiteitsbewijs waarop stond tot welke groep ze behoorden. Er stond voorts op wat ze moesten meenemen aan spullen, zodat er niet te veel maar ook niet te weinig werd meegenomen. Om ervoor te zorgen dat het laadvermogen van vrachtwagens en auto’s goed benut werd, werden er auto’s en vrachtauto’s ingevorderd. Dit deed men ook omdat oudere mensen en zieken dan ook snel en goed geëvacueerd konden worden.
De inwoners van Weert werden goed geïnformeerd over de evacuatie en de oorlog die zou komen. Dat deed men door middel van aanplakbiljetten en brieven door heel Weert te verspreiden. Hierdoor was iedereen op de hoogte van de komende evacuatie.
De evacuatie zelf liep niet zo goed. Toen om 3 uur ’s nachts van 9 op 10 mei Duitse vliegtuigen overvlogen, wist men dat de oorlog heel dichtbij was. Toen Fortanier (commandant Vak Weert) hoorde dat de Maaslinie (dichtbij Roermond) was opgeheven, liet hij de bruggen van Weert opblazen. Maar de evacuatie was nog niet begonnen. Hierdoor konden mensen niet meer over de bruggen naar hun evacuatiebestemming. Daarom gingen toch veel mensen op eigen houtje naar vooral Altweerterheide en Tungelroy. Maar toen het in Altweerterheide door kanonnen ook gevaarlijk werd, vertrokken velen weer naar Tungelroy. De evacuatie verliep goed in die zin dat er geen doden vielen. De enige doden vielen onder degenen die zich te ver het oorlogsgebied in waagden.
De evacuatie was in elk geval echt nodig. In Weert waren toch wat gevechten. Er kwamen 7 burgers om, doordat ze zich te ver het oorloggebied in waagden. Als de inwoners van Weert gebleven waren, hadden dat er veel meer kunnen zijn.
Weert is omringd door vele bosgebieden. Hierdoor wordt Weert ook vaak "Weert, stad in het groen" genoemd.
In het Kempen~Broek wordt al twintig jaar hard gewerkt aan de versterking van natuur en recreatie. Met het klimaatproject in het Kempen~Broek worden nu nieuwe stappen gezet om losse natuurgebieden met elkaar te verbinden en waardevol water daarbinnen beter vast te houden.
Het centrale deel van het Kempen~Broek bestaat uit een noord-zuid lopende keten van natuurgebieden in het grensgebied van Belgisch en Nederlands Limburg en Brabant. Echt met elkaar verbonden zijn deze natuurgebieden nog niet. Wegen, kanalen en maïsakkers vormen barrières in het landschap. Er wordt door veel partijen gewerkt aan het overbruggen van die barrières, o.a. door de aanleg van een ecoduct over de autosnelweg A2, wildwaarschuwingssystemen langs andere wegen en uitstapplaatsen voor wild langs kanalen. Hoog op de agenda van het nieuwe klimaatproject staat de verwerving van zogenaamde sleutelhectares: de laatste paar honderd hectaren, die nog tussen de verschillende natuurgebieden in liggen. Met de aankoop van deze sleutelhectares ontstaat een doorlopende natuurverbinding. Dit is aantrekkelijk voor wandelaars en fietsers, maar het is ook van levensbelang voor duizenden planten- en diersoorten.
Schoon water op voorraad
Zoals de naam al zegt is het Kempen~Broek van oorsprong een kletsnat gebied; een laagte, waarin grote en kleinere beekjes vanuit uitgestrekte moerassen hun weg naar de Maas zochten. Dit moeras werkte als een spons die veel regen- en kwelwater opnam en geleidelijk weer vrijgaf. Door kanalisatie van beken en diepe ontwatering in de afgelopen eeuwen is een groot deel van de natuurlijke sponswerking verloren gegaan. Lang was dit een groot voordeel voor de landbouw, maar door klimaatverandering gaan we vaker te maken krijgen met extreme droogte enerzijds en hinderlijke overstromingen anderzijds. Water vasthouden in de moerassen aan de bovenloop van beken wordt daarom steeds belangrijker. Het klimaatproject biedt dankzij de uitbreiding van het natuuroppervlak in het Kempen~Broek , de mogelijkheid om de afvoer van water vertragen. Daardoor zal tijdens natte perioden in de steden en dorpen benedenstrooms minder wateroverlast optreden. In hete zomers kunnen de natte natuurgebieden water afgeven aan de omgeving; droogteschade in de landbouw wordt hierdoor beperkt. Water- en moerasplanten zuiveren bovendien het water, waardoor mens en natuur hier kunnen genieten van kraakheldere beekjes en plassen.
Doorstroommoerassen en broekbossen
De bijzondere waterkwaliteit en het afwisselende landschap vertalen zich in een grote biologische rijkdom. Naast weelderige broekbossen vol wielewalen en wespendieven, vinden we er schrale graslanden met bloeiende anjers en zeldzame parelmoervlinders. Door het schone kwelwater langer vast te houden kan de biodiversiteit nog verder toenemen. De overgangen tussen bos en grasland zijn nu nog vaak keihard, van elkaar gescheiden door prikkeldraad. Gevarieerde, natuurlijke bosranden, waarbij het bos via struweel en bloemenruigte geleidelijk overgaat in grasland, ontstaan door natuurlijke begrazing waarin paarden, runderen en herten een grote rol spelen. In het Stramprooierbroek zijn de eerste resultaten hiervan al te zien. Deze bosranden zijn rijk aan insecten, vogels en kleine zoogdieren.
Ook benieuwd wat er in het GrensPark Kempen~Broek allemaal gezien is aan flora en fauna?
Alle waarnemingen die aan de Belgische kant zijn gedaan zijn te zien op kempenbroek.waarnemingen.be. Voor waarnemingen aan de Nederlandse zijde kunt u terecht op kempenbroek.waarneming.nl.
Vrijwillige kavelruil
In het Kempen~Broek liggen natuurgebiedjes en landbouwgronden vaak dicht naast elkaar. Dat is onhandig, want de natuur is hier gebaat bij hoge grondwaterstanden, terwijl de landbouw het hele jaar door graag droge voeten houdt. Door landbouwenclaves uit het laaggelegen natuurgebied te ruilen kan iedereen aan zijn trekken komen. Gelukkig voor de boeren is er in het gebied veel goede ruilgrond beschikbaar; van de overheid of van collega’s die er mee ophouden. Via vrijwillige kavelruil zorgt dit klimaatproject niet alleen voor aantrekkelijke, natte natuurgebieden, maar ook voor een betere verkaveling van de landbouwgronden. Bovendien wordt afgegraven grond uit het natuurgebied gebruikt om landbouwpercelen te verbeteren. Tenslotte kunnen boeren die dat willen een rol spelen bij het beheer van de natuurgebieden.
Vier halen, één betalen
Niet alleen de natuur, maar ook recreatie, landbouw en waterbeheer profiteren van de maatregelen in het Kempen~Broek. Investeren in deze sectoren loont. Het vraagt om een geconcentreerde inzet van geld voor dit gebied. ARK, Habitura en het Regionaal Landschap Kempen en Maasland zijn erin geslaagd om, naast eigen middelen, ook externe geldstromen aan te boren van het Nederlandse Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en de Europese Unie. Met financiële steun van de Nederlandse Provincie Limburg is zelfs een fonds voor grondverwerving opgezet dat zich zelf zal terugverdienen. Gaat er elders in de regio, bijvoorbeeld door woningbouw of wegverbreding natuur verloren, dan kan het betreffende bedrijf of de overheid dit compenseren door te investeren in natuurontwikkeling in het Kempen~Broek. Ook bedrijven die hun CO2-uitstoot willen compenseren met de aanleg van nieuwe natuur willen we vragen om juist in deze regio te investeren. Tenslotte moet een hechte samenwerking met de waterschappen ervoor zorgen dat ook watergeld optimaal benut wordt in deze natuurlijke spons.
Alle wandelpaden in Kempen~Broek zijn op eenzelfde manier bewegwijzerd. Je steekt ongemerkt de grens over. Wandelroutes vertrekken aan een startplek met parking. De routes zijn lusvormig zodat je hier na je tocht terug aankomt. Je kan alle lussen in twee richtingen wandelen.
Een lus herken je aan een kleur en bijhorend figuur. Bijvoorbeeld een oranje bol of een rode driehoek. Deze worden gedurende de hele wandeling op houten palen herhaald zodat je zonder zoeken op pad kan. Sommige lussen lopen een tijdje gelijk op. De palen dragen vaak meerdere symbolen. Je kan dus makkelijk op een andere lus overstappen! Je komt altijd terug uit op je startplek. De afstanden die bij een lus horen, staan steeds vermeld op het startbord en op de wandelkaart. De wandelkaart is een aanrader: je bent meer geïnformeerd over het gebied en je kan op elk moment zien waar je wandelt. Dat is wel handig als je halverwege op een nieuwe lus wil overstappen.
Op elke startplek vind je een overzichtsbord van de wandelroutes.
Hou je van een stevige wandeling? Dan is de lange afstandswandeling een test voor jou. In totaal is hij 104 kilometer, maar je kan op 7 plaatsen een inkorting kiezen.
Instapplaatsen:
Op de instapplaatsen vind je een ruime parking en meestal is er een horecazaak aan de parking of in de buurt van de startplek. Er staat een overzichtsbord. Deze instapplaatsen zijn ook de startplek van een lokaal wandelgebied.
Woutershof: Parking 1 van wandelgebied Stramprooierbroek, Grootbroekstraat - Molenbeersel (Kinrooi)
Vosseven (Bei Bisschops): Parking 5 van wandelgebied Smeetshof, Lochtstraat 28 - Stramproy (Weert)
Kasteel Wurfeld: Parking 8 van wandelgebied Tösch-Langeren, Kapelweg 60 - Wurfeld (Maaseik)
De Wissel: Parking 9 van wandelgebied Itterdal, plein de Wissel in Opitter (Bree)
Natuur- en Milieucentrum Weert: wandelgebied IJzeren Man, Geurtsvenweg 4, Weert
Parkings
Dit zijn de parkings van de lokale wandelgebieden waar de lange afstandswandeling langskomt. Hier staat geen overzichtsbord met de route. Er is geen extra horeca (uitgezonderd de Pollismolen)
De Koninklijke Militaire School (KMS), is in Nederland de bakermat voor onderofficieren. De KMS valt direct onder de commandant van het Opleidings- en trainingscentrum Koninklijke Landmacht. De school is gevestigd op de Van Hornekazerne in Weert. Gebouwd kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog biedt de kazerne sinds het begin van de jaren '50 onderdak aan de onderofficiersopleiding van ‘het leger'. In eerste instantie aan de Onderofficiers School (OOS), die in 1952 vanuit Wezep naar Weert verkaste en later aan de Koninklijke Militaire School (KMS), zoals de opleiding sinds 1961 officieel heet. Sindsdien is de initiële algemene beroepsonderofficiersopleiding van het Commando Landstrijdkrachten ondergebracht in de KMS. Midden jaren '90 werden daar alle algemene onderofficiersloopbaanopleidingen aan toegevoegd.
Alle opleidingen worden modulair volgens competentiegericht en probleemgestuurd onderwijs gegeven.
Het Bisschoppelijk College werd op 17 augustus 1648 onder de naam Haga Mariana ofwel Mariënhage gesticht als Latijnse School door Joannes Boutman prior van het klooster met diezelfde naam. Dit klooster werd eerder, op 18 april 1419, gesticht ten noorden van de stad Eindhoven in het dorp Woensel op de plaats Hage, gelegen aan de Dommel bij het landgoed Ravensdonk. In 1581 werd het klooster tijdens het beleg van Eindhoven door de Staatsen in de as gelegd. Na omzwervingen, door de instabiele situatie, die op haar beurt weer het gevolg was van de aanhoudende strijd tussen Spanje en de Verenigde Provinciën, belandden de Reguliere Kanunniken anno 1638 in Weert.
In 1794 bezetten de Fransen Weert en aldus kregen de kanunniken op 20 maart 1797 de letterlijke bons en werden uit hun school gejaagd. Nadat in 1814 Limburg aan Koning Willem I werd gegeven, werd de school in 1815 heropend. In de tussenliggende jaren werd onderwijs gegeven in een particulier huis aan de Langstraat te Weert. Vanaf 1815 werden onder andere door het gouvernement Limburg inspecteurs ingezet om de kwaliteit van het verstrekte onderwijs te toetsen. De Latijnse Scholen kwamen hierbij ook aan bod. De minister van Binnenlandse Zaken, Onderwijs en Waterstaat besloot aldus in 1824 de Latijnse School in Weert op te heffen. De stad kreeg het echter gedaan een voorstel tot uitstel van opheffing door het departement goedgekeurd te krijgen. In 1826 werd de school omgevormd en "een kollegie opgerigt op den voet der vastgestelde verordeningen". Hiertoe werden een schoolruimte, gelegen aan de Langstraat, en subsidies beschikbaar gesteld door de stad.
Zoals al gezegd werden door de inname van de Nederlanden door de Fransen, alle kloosters met hun colleges opgeheven. Het overige onderwijs werd geseculariseerd en de macht over al het onderwijs kwam bij de staat te liggen. Toen de Nederlanden onder bestuur van Koning Willem I kwamen, kwam deze macht bij de Nederlandse regering te liggen. Onder deze overwegende protestantse overheid, gedijde het vrije katholieke onderwijs evenmin, hetgeen mede bijdroeg aan de Belgische Opstand in 1830, waarbij de Belgen zich van de Nederlanden afscheidden. Weert viel aanvankelijk onder het Belgische bewind, zodat het vanaf 1830 weer een grotere vrijheid genoot inzake het katholieke onderwijs. Deze ruimere vrijheid bleek geenszins een goed functioneren van het college te garanderen. Daarom besloot het gemeentebestuur in 1836 de twee hoogste klassen van het college af te schaffen, zodat met de bestaande financiële middelen slechts vier in plaats van zes klassen hoefden te worden bediend. Deze hoogste klassen hadden een beperkt aantal leerlingen, daar de leerlingen bij het bereiken van deze leergang vaak al de dienstplichtige leeftijd hadden bereikt. Degenen die priester wilden worden namen dan les bij een kleinseminarie, alwaar men vrijgesteld was van militaire dienst. Het gemeentebestuur voorzag dat het voortbestaan van het college af zou hangen van het feit of de school als vooropleiding voor de priesteropleiding geschikt zou blijven. Het is in dit licht dan ook te begrijpen dat het gemeentebestuur op 31 oktober 1831 besloot ermee akkoord te gaan het bestuur van het college aan de bisschop van Luik toe te vertrouwen, mede met de hoop dat het college als kleinseminarie zou worden aangewezen. Door dit raadsbesluit kwam het Bisschoppelijk College tot stand met als stichter mgr. van Bommel. Vanaf dan werd het onderwijs in twee niveaus opgedeeld: een opleiding als voorbereiding voor de handel en de industrie en een opleiding als voorbereiding op de universiteit of de priesteropleiding op het grootseminarie. Het onderwijs werd toen gegeven door 4 geestelijken, waaronder de rector, aangeduid als principaal.
De moeilijkheden begonnen toen in 1839 Weert en ook Limburg, zeer tegen hun zin, als overeengekomen in het Verdrag van Londen (1839), weer werden opgenomen tot het Koninkrijk der Nederlanden. In 1840 vroeg de Weertse gemeenteraad de koning om opheldering over de status van het Bisschoppelijk College, haar gebouwen en met name wie voor haar kosten zou opdraaien. De koning redeneerde dat doordat de gemeente formeel afstand had gedaan van het college aan de geestelijkheid, het college ophield van "zuiver maatschappelijk" belang te zijn, zodoende konden zij van de staat geen financiële steun verwachten. Intussen behoorde Weert niet meer tot het Luikse bisdom, maar tot het Roermondse diocees en omdat het college volgens deze geen officiële vooropleiding vormde tot priester, kon zij ook daar haar hand niet ophouden. Toen vervolgens Rolduc door mgr. Paredis op 1 mei 1840 werd aangewezen als vestigingsplaats voor het kleinseminarie, waren de kansen om een officieel erkende vooropleiding te worden, geheel verkeken. Zodoende bleef de gemeente instaan voor de financiële vergoeding van het college en werd het bestaande contract uit 1837 in 1843 verlengd. Het stadsbestuur besloot later echter, uit noodzaak van bezuiniging, niet alle punten uit het contract na te komen, waarop de rector J. Erens zijn ontslag nam. Het stadsbestuur kwam een nieuw contract overeen met de overige professoren van het college en eigende zich het recht toe zelf te kiezen, welke van de leraren rector zou worden. Dit en een Koninklijk Besluit van 3 juli 1843, leidde ertoe dat de school tijdelijk bekendstond als het Stedelijk College en zelfs Koninklijk College. Deze situatie duurde tot 1851 toen de gemeenteraad besloot dat de school wederom zou overgaan aan het Roermondse Bisdom.
Vanaf Joannes Boutman, de eerste rector tot en met Cor Coenen, waren de rectoren allen priesters. In 1970 werd drs. H. Pierey als eerste leek tot rector benoemd.
Locatie en gebouwen
Uit de schriftelijke overeenkomst van 1648 tussen de kanunniken en de stad Weert weten we dat de Latijnse School aanvankelijk huisde in het "gemeijnte huijs vande stadt, gelegen inde schoolstraete". Op deze plek stond later het St. Louis pensionaat. In 1649 kregen de Reguliere Kanunniken toestemming van de Vrouwe van Weert zich permanent te vestigen in de stad. De prior, Leonardus van Bergh, bemachtigde hiervoor een terrein aan de Molenstraat, waarna met de bouw van het klooster, onder bescherming van Maria Onbevlekte Ontvangen, en een bidplaats, ingewijd door Mgr. Andreas Creusen, begonnen is. Volgens de gevelankers kwam het gebouw in 1654 gereed. Hierna werd de bouw voortgezet en verrezen lokalen voor onderwijs, ruimte voor de internen van de school en een kerk. Deze laatste werd in 1692 ingewijd door mgr. Reginaldus Cools.
In 1797 werden de kanunniken door de Fransen uit hun school gezet en werd het onderwijs in een pand aan de Langstraat voortgezet. In de achterbouw van de school vestigde zich vervolgens de Marechaussee. De overige gebouwen (de kerk, de keukens en de lesgebouwen) werden op 10 mei 1809 door de Fransen aan de gemeente verkocht. Omdat de gebouwen zich in zulk een slechte staat bevonden, werden deze laatstgenoemde gebouwen, die zich aan de Molenstraat bevonden, gesloopt. De stad Weert kwam in bezit van de grond, de achterbouw en de tuin bleven eigendom van de staat omdat de stad niet aan zijn geldelijk verplichten kon voldoen.
De stad probeerde onderwijl alternatieve huisvesting te vinden voor het onderwijs en zocht deze bij de Minderbroeders van Weert die een leegstaand klooster, de Aldenborch in Biest hadden. Zij kwamen echter niet tot een vergelijk en aldus moest verder gekeken worden. De Gedeputeerde Staten keurden op 7 maart 1825 goed dat de school in de kazernegebouwen aan de Molenstraat gehuisvest zou worden op voorwaarde dat er voor de Marechaussee een ruimte zou worden ingericht bij het gemeentehuis tegenover de St. Martinuskerk. Omdat de achterbouw niet voldoende ruimte bood werd van 1826 tot 1831 het onderricht voortgezet in een ander pand in de Langstraat. Niet duidelijk is waar deze gebouwen zich precies bevonden hebben.
In 1831 verhuisde de school van de Langstraat terug naar de Molenstraat. In 1846 overwoog de gemeenteraad om opnieuw een kostschool aan te stellen om zo de bloei van het college te bevorderen. Dit werd gedaan door van de oude paardenstallen studiezalen te maken, terwijl de betreffende bovenverdieping tot slaapzaal zou dienen. Hoewel de school en zijn gebouwen in 1831 waren overgedragen aan de bisschop van Luik, was de status van de gebouwen ongewis toen Weert weer tot de Nederlanden kwam te behoren in 1839. Zodoende probeerde de gemeente in 1843 de schoolgebouwen te kopen van de Nederlandse staat. Dit mislukte en de status quo bleef onveranderd waarbij de schoolgebouwen door de staat aan de gemeente in bruikleen waren. Deze situatie duurde tot 1862 toen een dergelijk voorstel wel werd gehonoreerd. In 1869 werd bovendien besloten tot uitbreiding van de school door het bouwen van een hoofdgebouw met poort aan de Molenstraat. In 1902 droeg de gemeente het eigendom van de schoolgebouwen over aan de Vereniging Bisschoppelijke College Sint Joseph en bovendien stelde zij toen geld beschikbaar ter verbetering van de bestaande gebouwen en voor het bouwen van een nieuw gebouw gelegen aan de Molenstraat, parallel aan het hoofdgebouw. In het begin van 1903 plaatste de rector H.J.H. Wouters de eerste steen. Na de ingebruikname van het nieuwe gebouw werd het oude gebouw gebruikt voor de klassikale lessen, in het nieuwe gebouw bevonden zich voortaan de studiezaal, de recreatiezaal, de refter en de slaapzaal. Tussen beide gebouwen lag een speelplaats. In 1915 werd een kapel gebouwd, ontworpen door architect Henri Seelen, welke werd ingewijd op 15 februari 1916 door mgr. Schrijnen. In 1932 werd een vleugel toegevoegd aan de westzijde, bestemd voor aula, kamers voor de leraren en slaapzaal. In 1937 werden 2 hectare grond aangekocht van het kerkbestuur, gelegen tussen de Louis Regoutstraat en de Coenraad Abelsstraat, welke in 1938 als sportveld in gebruik genomen werd. In 1947 werd na de oprichting van de hbs aan het college, het hbs-noodgebouw opgeleverd. Dit gebouw was gelegen tussen de zuidelijke vleugel en de Van Berlostraat en bood plaats aan 9 leslokalen, een gymzaal en een studiezaal.
In 1962 werd een nieuw gebouw toegevoegd, gelegen aan de Kazernelaan - Nelissenhofweg. Dit nieuwe gebouw werd op 6 november van dat jaar in gebruik genomen. In 1969 werd het internaat, gelegen aan de Molenstraat te Weert opgeheven. Het gebouw bleef echter in gebruik als huisvesting voor de mavo-afdeling van het College. Het gebouw aan de Molenstraat is na de brand in de nacht van 14 op 15 november 1962 gesloopt. De sloop van de kapel vond plaats in de periode tussen 27 november 1963 en april 1964 en is vertraagd door de strenge winter. In 1972 werd een tweede vleugel aan de Kazernelaan in gebruik genomen, de derde vleugel volgde op 7 mei 1977. In januari 1975 werd met de sloop van de locatie aan de Wilhelminastraat begonnen.
Op sportpark St. Theunis aan de Parklaan werd in juli 2009 begonnen met de bouw van een nieuw schoolgebouw. Begin 2011 zal het College verhuizen van de locatie aan de Kazernelaan naar de nieuwe locatie op sportpark St. Theunis. Op de nieuwe locatie is ook voorzien in een sporthal en sportvelden. De grond en gebouwen aan de Kazernelaan worden overgedragen aan de Koninklijke Militaire School, zodat deze zich verder kan uitbreiden.
Galeria trasy
Mapa trasy i profil wysokości
Komentarze
GPS tracks
Trackpoints-
GPX / Garmin Map Source (gpx) download
-
TCX / Garmin Training Center® (tcx) download
-
CRS / Garmin Training Center® (crs) download
-
Google Earth (kml) download
-
G7ToWin (g7t) download
-
TTQV (trk) download
-
Overlay (ovl) download
-
Fugawi (txt) download
-
Kompass (DAV) Track (tk) download
-
Karta trasy (pdf) download
-
Original file of the author (gpx) download